Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft een nieuw, onafhankelijk model ontwikkeld om het culturele leven in Nederland in kaart te brengen. Het model komt in de plaats van de overzichtspublicatie Cultuur in Beeld van het ministerie van OCW. 

Het nieuwe model bekijkt tien culturele domeinen, waaronder de podiumkunsten, vanuit het perspectief van veertien kernthema’s. Het gaat dan onder meer over geldstromen, arbeids­markt, beroepsonderwijs en draagvlak. Hantering van het model moet leiden tot een zekere systematisering van kennis en het eenvoudiger maken om ontwikkelingen te volgen.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) paste het nieuwe model alvast toe in een rapportage over het cul­turele leven in de jaren 2012-2017. Met dat eerste onderzoek wil het SCP vooral in beeld brengen hoeveel er momenteel over culturele uitingen bekend is en waar de hiaten in de informatie liggen. Bij de kernthema’s blijkt relatief weinig bekend over cultuur in het onderwijs, mogelijkheden tot beoefening, interesse, draagvlak en bestedingen.

Toch trekt het rapport alvast voorzichtig enkele inhoudelijke conclusies. Uit de informatie rijst volgens het SCP ‘het beeld dat het culturele leven in Neder­land een groot reser­voir aan culturele uitingen kent en dat velen via media, bezoek of be­oefening deel­genoot van dat culturele leven zijn’.

De verzamelde podiumkunsten (muziek, muziektheater, dans en theater) bereikten volgens het rapport in 2017 tweederde van de bevolking. Daarbij legden ‘populaire’ podiumkunsten (61%) meer gewicht in de schaal dan ‘gecanoniseerde’ podiumkunsten (36%). Het overgrote deel van de bezoekers van gecanoniseerde podiumkunsten blijkt overigens ook tot het publiek van de populaire podiumkunsten te behoren. Toneel had van de gecanoniseerde podiumkunsten het grootste bereik (25%), bij populaire podiumkunsten was dat popmuziek (45%).

Nadat het in eerdere jaren op een hoger niveau gelegen had, blijkt het bezoek aan professionele podiumvoorstellingen sinds 2012 licht gestegen naar circa 18 miljoen bezoeken. Meer dan de helft daarvan betreft muziek en muziektheater, samen goed voor ruim 11 mil joen bezoeken. Cabaret en theater trekken elk ruim 2 miljoen bezoeken.

In gesubsidieerde sectoren bleef de inkomstenmix tussen eigen inkomsten en subsidies onveranderd, behalve dat bij de sterk op subsidies leunende rijksgesubsidieerde gezelschappen de ‘subsidieaankelijkheid’ afnam van driekwart naar tweederde.