‘Zelfs de acteur die mij speelt weet niet wat hij met mij aanmoet, hij schaamt zich voor mij’, snauwt Max woedend. Alleen op zijn kamer kijkt hij door het raam naar het feestje dat zijn overbuurmeisje Lisa geeft. Hij heeft een uitnodiging gekregen, maar hij gaat niet. Hij haat zichzelf en de rest van de wereld nog meer. (meer…)
Chris en Juul zijn de beste vrienden. Samen willen ze een club oprichten, de club van de gouden regenboog. En de allermooiste tekening ooit maken om zo een reis te winnen. Er is maar een probleem: ze krijgen meteen ruzie. Over wie de baas is. Over welke plank waar moet. Wie nu het geel mag. Over wie de slimste moeder heeft. Zelfs over ‘Mijn mama zegt dat jij sorry moet zeggen’. Kortom: over alles. En daar wordt het niet gezelliger van, want in een club moet je het altijd met elkaar eens zijn.
Een eenvoudig gegeven, maar de teksten van Magne van den Berg vol kleuterlogica zijn onmiddellijk voor iedereen herkenbaar. Iedere ruzie eindigt met een beroep op een moeder. Die moeders blijken de muzikanten Rory Ronde en Boele Weemhoff te zijn, die op houten verhogingen met hun instrumenten antwoorden, troosten en in een stevig rockende climax elkaar bevechten.
De sterkste troef van Ka-Blamm is het spel van de acteurs. In de regie van Timothy de Gilde zijn Chris Peters en Judith Noyons meer dan aan elkaar gewaagd. Ze tonen de kinderlijke verwondering en de woedebuien van kleuters niet, ze worden zélf weer kleuters die knijpen, duwen, trekken en meppen dat het een lieve lust is. En ze rollen na een duwtje op zo’n overtuigende wijze over het speelvlak dat Neymar en Ronaldo er nog wat van kunnen leren.
Bijna net zo snel als ruzies ontstaan, worden ze weer bijgelegd, want moeders die zeggen dat als je zoveel ruzie maakt je maar alleen moet gaan spelen, snappen er natuurlijk geen snars van. En pijn na een ruzie? ‘Nee hoor, ik heb pleisters.’ Volwassenen, en niet alleen stervoetballers, kunnen daar nog veel van leren.
Mooi is de manier waarop, zonder dat het publiek het meteen doorheeft, tijdens het geruzie over wie met ‘de rood’ mag en van wie oranje nou de lievelingskleur is (‘van mij want ik heb zelfs een oranje voetbalshirt’ – ‘mijn moeder zegt dat oranje stom is’) op het witte speelvlak een regenboog ontstaat. Alleen de laatste kleur, de kleur van hoop, ontbreekt nog, daarvoor moeten ze samenwerken. ‘Samen ben je altijd beter, maar je maakt wel meer ruzie’, concluderen de vrienden, die beloven nu echt nooit meer ruzie te maken. Elk kind en elke ouder gelooft dat uiteraard meteen.
Foto: Sanne Peper