Ze hebben niks om zich achter te verschuilen. Geen decorstukken, rekwisieten of coulissen, alleen die grote witte studioruimte in Huis Conny Janssen Danst op Katendrecht in Rotterdam, met een bescheiden arsenaal aan theaterlicht. Maar de (goeddeels) jonge gastchoreografen hebben wel de gretige dansers van het gezelschap om een kort dansstuk mee te maken, van tussen de vijftien en twintig minuten. (meer…)
Het is lastig voor een jonge choreograaf om zijn nieuwe werk te laten zien aan een publiek. Maar gelukkig zijn er nog plekken waar talentvolle dansmakers begeleid worden, en er is Danslokaal. Conny Janssen Danst helpt daarin drie choreografen aan dansers en speelplekken. In de zesde editie is nieuw werk te zien van dat Ingrid Berger Myhre, Tu Hoang en Dunja Jocic, die zich konden ontwikkelen bij Dansateliers, Conny Janssen Danst en Korzo.
Lieve gewaardeerde dansmakers, kunnen we alsjeblieft één ding afspreken? Dat jullie ophouden met quasi-hoogdravende onbegrijpelijkheden te schrijven, om het woord bullshit te vermijden, bij jullie voorstellingen? Dat zou enorm fijn zijn. Dan zijn we af van taaldroedels als ‘But More is in vele opzichten een specifieke benadering van het algemene.’ Aha. Het algemene wordt hier specifiek benaderd, en wel in vele opzichten. En dat wordt dan door middel van dans uitgedrukt. Als je het niet uit kunt of wilt toelichten, doe het dan niet.
Intussen is de specifiek benaderde algemene dans van Ingrid Berger Myhre speels en boeiend. Adi Amit en de stagiairs Ian Ancheta en Chanel Vyent vormen er steeds twee aan twee een poortje waar een ander een balletje doorheen rolt of gooit. Als ze het balletje in slow motion doorgeven, vestigt dat mooi de aandacht op de beweging door de ruimte. De Noorse choreograaf gebruikt Wagners Rienzi-ouverture als hoogromantische score, die de dansers verleidt tot balletachtige bewegingen. En die worden weer gerelativeerd door de balletjes. Met de balletjes met balletjes is het meteen over als de muziek stopt; dan mogen de dansers even uit hun dak gaan.
Departure van Dunja Jocic is juist serieus. Dat kan ook niet anders, met een fragment uit het dagboek van een stervende vriend als inleiding. De mannen (vooral Richard Nagy maar later ook Martijn Kappers) lijken met getergde ministapjes de moeizame gang naar het einde te verbeelden. Maud Huizing, Mariko Shimoda en Kappers maken een moeizame, ontheemde indruk; ze sidderen en vallen en creëren een universumpje van dolende zielen, met hun eigenaardige tics en andere bewegingen. Het blijkt weer moeilijk om een choreografie een helder begin en een eind te geven; Departure lijkt een willekeurig geknipt deel uit een groter geheel.
Tu Hoang, die bij Conny Janssen Danst danst, laat in Humane een evolutie zien. Van laag groen neonlicht achter op het speelvlak kruipen wezens naar voren (aan land?). Ze komen al snel terecht in een vrolijke apendans, want Humane is geïnspireerd door de aapjes die niet kijken, luisteren en praten over wat niet fatsoenlijk is. Hiro Murata, Liza Wallerbosch en Romee van der Meent krijgen solo’s waarin ze zich virtuoos uitleven. Andere delen zijn geënt op martial arts. Je kijkt er met plezier naar, maar het blijft niet lang in je hoofd hangen.
Dat is ongeveer het verhaal van alle stukken in Danslokaal 6: er is volop interessant, gevarieerd bewegingsmateriaal, maar op het gebied van lading en betekenis valt er nog wel wat te winnen.
Foto Humane: Rob Hogeslag