Een fat, een dandy, een cynische, ijdele aristocraat, een ijzige narcist, een overtollige man. Allemaal kwalificaties die Jevgeni Onegin ten deel zijn gevallen. Wat is het dan toch dat deze lapzwans de titelrol mag spelen in Aleksandr Poesjkins roman in verzen en in de opera die Pjotr Ilitsj Tsjaikovski op dat boek baseerde? (meer…)
Jan van Gilse (1881-1944) was een Nederlandse componist, die zijn opleiding in Duitsland had gehad en daar ook veel heeft gewerkt. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam keerde hij Duitsland de rug toe en werd een belangrijk verzetsman tijdens de Duitse bezetting van Nederland. Zelf werd hij niet gepakt, maar hij verloor twee zoons in de strijd. Zijn belangrijkste opera Thijl was in 1940 klaar en ging over Tijl Uilenspiegel die zich verzette tegen de Spaanse overheersing van de Nederlanden. Parallellen te over en Van Gilse heeft zijn eigen opera, waarin Philips II als een voorafschaduwing van Hitler wordt beschreven, nooit kunnen zien, omdat hij vóór het einde van de oorlog in de onderduik overleed.
Maar Nederland heeft evenmin veel ervaring met zijn omvangrijke opera, die tientallen rollen kent, een enorm orkest, en een groot koor. In 1980 vond er een opvoering plaats door de toenmalige Nederlandse Opera Stichting en nu, 38 jaar later, wordt hij op initiatief van zes Utrechtse studenten van het USC, het Utrechtsch Studenten Concert, ter gelegenheid van hun lustrum – ze bestaan 195 jaar – uitgevoerd op de vliegbasis Soesterberg tegen een muur van tientallen opgestapelde containers.
Dat was geen gemakkelijke klus, ze hebben er twee jaar over gedaan. De opera moest worden verkort, bewerkt (door arrangeur Sem Hak), de orkestpartijen (die verloren waren gegaan) met de hand digitaal uitgewerkt. Maar het resultaat mag er zijn. Ik was verbaasd over de kracht van de muziek, prachtig gespeeld door het grote amateurorkest onder leiding van Bas Pollard, vaak ontroerend, soms wrang, altijd indrukwekkend, in het idioom van Mahler en Richard Strauss, dus ook niet al te ver van Wagner vandaan.
Eric Goossens ontwierp als decor een stad van zand, Gorinchem, die in de loop van de opera wordt verwoest door de opstandelingen onder aanvoering van Thijl. De handeling speelt zich ook voornamelijk in een grote zandbak af. De kostuums van Martijn J. Kramp in de kleuren zilver, grijs en zwart zijn op een terughoudende manier historisch, waardoor ze evenveel aan het begin van de twintigste eeuw doen denken, als aan de zestiende eeuw. Ook regisseur Wim Trompert heeft niet gestreefd naar Oudhollandse tafereeltjes, maar laat mensen van nu zien en heeft daar zeer goede zangers voor, voorop als Thijl bariton Anthony Heidweiller, die ik vooral ken als organisator van animerende evenementen waardoor kinderen en volwassenen, buurtbewoners bijvoorbeeld, in opera kunnen participeren. Hij is een prachtige, levendige, kale Thijl, meer een strijder dan een potsenmaker. Maar ook Aylin Sezer is heel mooi als zijn geliefde Nele, Pierre Mak als een krachtige kameraad Lamme Goedzak, en Marcel Reijans als hun tegenstander de rancuneuze viskoper, die Thijl verraadt bij de Spanjaarden.
Heel sterk werken de confrontaties tussen opstandeling Thijl en deze collaborateur. Het is alsof je de componist hoort ruziën met de librettist Hendrik Lindt. Want terwijl Van Gilse zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelt tot een belangrijk verzetsman, iemand met zeer veel contacten in het kunstenaarsverzet, past Lindt zich als journalist verregaand aan bij de Duitse bezetting en probeert er alleen maar zijn persoonlijk voordeel mee te doen. Precies zo is de viskoper, opportunistisch en rancuneus. Je kunt, mede door de universele aankleding bij het kijken, net zo goed denken aan de Tachtigjarige Oorlog, als aan de Tweede Wereldoorlog, of aan onze eigen tijd.
Deze opera gaat nog veel meer over Vlaanderen dan over de noordelijke Nederlanden. ‘Slapen kan Vlaanderen, maar sterven kan het niet.’ Dat is de – zoals altijd actuele – laatste zin, als Thijl al is gestorven en een weergaloos gevecht voert met De Dood (een fraaie Maarten van Grootel als mimend geraamte). De Dood weigert de vrijheidsheld naar de onderwereld te brengen, ook niet als Thijl hem er keer op keer op wijst wat een ellende hij met zijn oorlogen en onverdraagzaamheid aanricht. Dus wordt Thijl uiteindelijk weer wakker als symbool dat de geest van onafhankelijkheid en vrijheid nooit kan sterven. Als ik de Vlaamse Opera was zou ik me geen moment bedenken, ik zou snel naar Soesterberg reizen en dit pleidooi tegen onderdrukking met huid en haar of in aangepaste vorm inhuren voor een serie voorstellingen in Antwerpen en Gent.
Foto: Wouter Jansen