De 71e editie van het Holland Festival legt de focus op ‘grenzen en scheidslijnen’. Het is de laatste editie onder artistieke leiding van Ruth Mackenzie.
Terwijl in Rusland het WK is logebarsten, vieren ruim vijftig supporters van RC de Lens een feestje op het Leidseplein, compleet met clubliederen, vlagvertoon en ‘No Limit’. Na ruim anderhalf uur is de sfeer voor het eerst echt uitbundig, maar geen spoor van een agent, laat staan een ME-peloton om escalatie te voorkomen. Het kan, omdat deze supporters hier niet voor een voetbalwedstrijd zijn, maar voor een theatervoorstelling in het Holland Festival waarin zij zelf de hoofdrol spelen.
Twee zaken maakt het Franse supportersfeestje op het Leidseplein meteen duidelijk. De harde kern van de plaatselijke voetbalclub, die normaliter geen vlagvertoon van welke andere club dan ook in Amsterdam accepteert en al helemaal niet op Leidseplein, behoort niet tot de bezoekers van het Holland Festival. En: je kunt als theatermaker supporters wel op een podium in een theater plaatsen, hun verhaal tonen en vertellen, maar dat blijft een ingetogen afspiegeling van wat er gebeurt als zij na tweemaal 45 minuten de zaal mogen verlaten.
Iets daarvan was al zichtbaar in de ‘rust’, ook hier precies een kwartier. De frietkrot op het podium ging open, publiek en ‘spelers’ stonden gezamenlijk in de rij, trokken blikken bier en frisdrank open, terwijl midden op het podium wedstrijdbeelden van Lens te zien waren. Hier merkte je even iets van ontspanning bij de supporters uit de voormalige mijn- en industriestad, maar op een enkeling die een gesprek aanknoopte na, bleef de afstand tussen publiek en spelers groot. Het zag er misschien uit als de rust bij een voetbalwedstrijd, maar bleef daar tegelijkertijd mijlenver van verwijderd.
Dat lag niet eens aan de taalbarrière. Voetbal kent die barrière niet, ondervond ik toen ik een van de supporters in zeer gebrekkig ‘Franglais’ vertelde dat ik nog niet eens zo lang geleden een wedstrijd van FC Twente in de kwartfinale van de UEFA Cup zag, die club daarna zelfs landskampioen werd, maar net was gedegradeerd naar de tweede divisie van het Nederlandse voetbal – RC de Lens overkwam hetzelfde na de landstitel van 1998. Een stevige schouderklop was mijn deel.
Het ligt evenmin aan de supportersverhalen die deels op film getoond worden. Ze zijn vaak ontroerend en bevatten ook veel humor die grenzen opzoekt. Zoals het verhaal over de wedstrijd voor de landstitel. De moeder van de scheidsrechter bleek de avond daarvoor overleden. Zelfs voor de harde kern die er een traditie van heeft gemaakt de scheidsrechter uit te schelden reden voor een minuut stilte en het voornemen zich in te houden. Totdat die scheidsrechter al na acht minuten een doelpunt afkeurt. Wat doe je dan? Het gebruikelijk hoerenjong? De ter plekke ontstane taalcommissie kwam met de oplossing: ‘hoerenwees’.
Nee, subtiel is het allemaal niet. En gek genoeg juist weer te subtiel. Want hoewel theatermaker Mohamed El Khatib poogt ook grotere onderwerpen als gentrificatie, racisme, geweld en seksisme aan de orde te stellen, gebeurt dat sporadisch, geforceerd en soms nogal dubieus. Zo mag een cheerleader vertellen dat zij kracht en zelfvertrouwen heeft gekregen door weliswaar de fantasie van een groep dronken mannen uit te beelden maar dat zij juist op die manier hen bij de pompons heeft.
Supportersgeweld wordt afgedaan met een verhaal over een stadionverbod wegens het gooien van een bak friet naar een grensrechter – die daarbij brandwonden opliep. Dat voor veel supporters een voetbalwedstrijd niet meer te betalen is en investeerders het voetbal hebben overgenomen, wordt hier geïllustreerd middels een Iraakse soldaat met de een vlag van de club die evenmin weet waar Lens eigenlijk ligt als de supporters zelf weten waar de eigenaar van hun club eigenlijk vandaan komt.
Dramaturgisch zit de voorstelling behendig in elkaar, met El Khatib die, geholpen door een toevallig in het publiek aanwezige tolk, de videofragmenten verbindt met handelingen en gesprekken op het toneel. Maar het blijft oppervlakkig, terwijl de voorstelling meer pretendeert dan bijvoorbeeld Özcan Akyols televisieserie Home of Eus, maar minder diep graaft.
De zelfspot, die de supporters gelukkig wel hebben, keert terug aan het eind van de voorstelling, waarin spandoeken antwoorden op elkaar geven – ook in Nederland een voetbaltraditie. El Khatib toont in twee daarvan onbedoeld precies waar Stadium wringt: ‘Authenticiteit is geen geldig excuus’ – ‘Folklore ook niet’.
Tot slot krijgen we als publiek nog een handvol vragen van de leider van de harde kern, die te duidelijk gestuurd lijken door de theatermaker, zoals ‘Is er meer vrijheid in het theater dan op de tribune?’ en ‘Mag je als publiek wel alles zeggen over een slechte voorstelling?’
De Lens-supporters zijn authentiek, zo blijkt daarna bij de ontlading op het Leidseplein. Je kunt community theatre echter niet zomaar een op een naar een ander land met een geheel ander publiek verplaatsen. Zeker niet als je de echte problemen geforceerd daarbij betrekt.
Als ik naar de tram loop, vraagt een van de Lens-supporters waarom ik nu al wegga. Ik vertel dat ik een trein moet halen, ‘naar een stad waar de club ook in sang et or speelt’. Het resulteert in omhelzing die spontaner is dan de voorafgaande voorstelling.
Foto: Yohanne Lamoulère