Critici moeten meer risico’s nemen (net als theatermakers)
Al twintig jaar werken Theu Boermans en de Oostenrijkse decorontwerper Bernhard Hammer samen. Konden zijn scenografieën meestal rekenen op lof en bijval, op het toneelbeeld van De Oresteia was er veel kritiek in de media. Toneelbeeld dat ‘alles overheerst’ (Theaterkrant.nl), ‘allesbepalend is’ (de Volkskrant) en ‘pijn aan de ogen doet’(Trouw). Reden genoeg om te bellen met Bernhard Hammer om hem naar zijn reactie te vragen.
Bernhard Hammer ontwierp decors bij De Trust, De Theatercompagnie, het Nationale Toneel, voor Soldaat van Oranje en nu voor Boermans’ afscheidsvoorstelling De Oresteia bij Het Nationale Theater. Hun eerste samenwerking was De Kersentuin in 1998, en sindsdien werden veel van zijn decors bejubeld. Maar zijn meest recente werk roept andere reacties op.
Hammer is eerder geschrokken dan verrast over de heftigheid daarvan. Voor hem leggen de recensies namelijk een groter probleem bloot: de huidige staat van de Nederlandse toneelkritiek. Hammer zegt dat het hoogste tijd wordt dat de critici eens gaan ‘studeren’, want zij kunnen kennelijk geen betekenis meer toekennen, en zijn nog maar enkel in staat om te reageren op wat zij kennen. Dat staat voor hem haaks op theater. ‘Het theater moet uitkijken dat het niet steeds braver en preutser wordt, en nog maar enkel laat zien wat de massa wil zien.’ Voor Hammer moet het theater confronterend, uitdagend en opstandig zijn en blijven ‘schieten’.
Dramaturg Alexander Schreuder heeft recentelijk in een reactie op Theaterkrant.nl op het betekenisloze gebruik van termen als ‘opvallend’, ‘verrassend’ en ‘overtuigend’ in een recensie over De Oresteia geattendeerd en erop gewezen dat de analyse ontbreekt. Hier ligt het probleem: er heerst een benoem- en beoordelingsdrift bij de recensenten. Ze hebben een zelfingenomen en zelfreferentiële attitude, maar kunnen zich niet of moeizaam verbinden met iets wat ze niet kennen en zijn niet of amper in staat de intenties van de makers te lezen, te interpreteren en te bevragen wat wellicht de functie en zeggingskracht van een alles overheersend toneelbeeld is. Hammer attesteert de critici dan ook onvermogen. ‘De recensenten kunnen geen codes meer lezen en durven het avontuur niet meer aan. Ze hebben een beperkt perspectief en kunnen blijkbaar niet vanuit andere perspectieven kijken. De kinderen op de school van mijn dochter begrepen meteen het idee van mijn ontwerp toen ik dat aan ze liet zien. De recensenten zouden net zo nieuwsgierig en open moeten kijken als deze kinderen.’
Hammer is continu op zoek naar beelden die een enscenering gelaagder kunnen maken. ‘Ik wil nooit de werkelijkheid laten zien zoals die is, maar zoals die zou kunnen zijn. Wanneer ik een stuk lees dan plaats ik de handeling in de toekomst, denk na over hoe de werkelijkheid er over zo’n dertig jaar wellicht uit gaat zien. Ook De Oresteia heb ik op deze manier gelezen. Voor mij is de afschaffing van bloedwraak en de invoering van de democratie een grote menselijke prestatie. Maar hoe zit dat over dertig jaar? Komt het dan misschien weer tot bloedwraak?’ De democratie staat volgens Hammer steeds meer onder druk, en zo ook het theater. Ook daarom moet het theater tegengeluiden formuleren en ongemakkelijk zijn.
Hammer vindt dat in Nederland de scenografie in toenemende mate wordt gereduceerd tot een naturalistische weergave van de werkelijkheid en dat is volgens hem allesbehalve een progressieve beweging. Hij ziet internationaal juist veel spannendere ontwikkelingen. ‘In de Duitstalige theaterwereld, in het hele voormalig Oostblok, in Rusland, steeds meer in Afrika, zelfs in Noord-Amerika. Sowieso in Zuid-Amerika, en ook in Azië durft men steeds meer risico’s te nemen, zoals men op internationale festivals kan zien. Er is een opmerkelijke internationale ontwikkeling gaande, eentje die steeds meer richting kunst gaat, terwijl in Nederland en Engeland door het neoliberalisme de ontwikkeling kennelijk een andere kant op gaat, ja, wellicht stagneert. Wat dit betekent, zowel op korte als op lange termijn, moet worden bediscussieerd.’
Door het neoliberalisme is het theater in Nederland steeds meer in een safety zone terecht gekomen. Het is een fout om te denken dat aanpassing lijfsbehoud garandeert, zegt Hammer. ‘Diesen neoliberalen Scheiss mache ich nicht mit. Wij willen toch niet enkel theater als Soldaat van Oranje? Dat is commercieel succesvol en kan zichzelf bekostigen, maar dat moet nooit een criterium voor kunst en kunstsubsidies zijn. Het theater, en ook de critici, moeten tegen deze ontwikkeling in opstand komen.’ Hammer wil niet dat commerciële producties en amusement de boventoon voeren en de maatstaf worden. ‘Nee, het experiment en het risico moeten voorop staan.’ Nu ziet Hammer steeds meer marketing-toneel en Netflix-theater in Nederland, met toneelbeelden die zo uit een IKEA-catalogus of televisie-soap afkomstig zijn.
De Volkskrant stelde in zijn bespreking van De Oresteia de vraag, hoe bepalend het decor voor een theatervoorstelling kan zijn. Ik leg deze vraag aan Hammer voor. Hij ontkent niet dat de bühne een zekere invloed heeft op de regie. De ruimte die hij creëert, geeft een bepaalde richting aan voor de spelregie. Volgens hem biedt elk van zijn ontwerpen de regisseur en de acteurs weer de mogelijkheid om zich daartoe te verhouden. De acteurs vinden dat juist heel fijn. Het is een uitdaging en het haalt ze uit hun comfort zone. Jammer vindt Hammer het, dat de critici over zijn decor oordelen in plaats van naar de symboliek te kijken. De gele golfplaten van zijn decor zijn een signaal en waarschuwing. Alle acties van de spelers worden nauw in de gaten gehouden door camera’s. We leven nu in een digitale bewakingsstaat. Ons privédomein is nihil, alles wordt uitgestald in de allesziende samenleving. ‘Wij spelen met het vuur. Ons bestaan is wankel. Wij kunnen heel makkelijk afglijden’, zegt Hammer.
Hij zoekt in zijn ontwerpen altijd naar een essentie van een stuk. Voordat Hammer iets ontwerpt vraagt hij zich af wat de auteur eigenlijk werkelijk met een stuk wilde zeggen. Hij is niet zo zeer in de letterlijke betekenis geïnteresseerd maar op zoek naar de verborgen lagen. Via de thema’s van een stuk gaat hij dan nadenken over de eigenlijke intentie van de toneelschrijver. Wat ‘stoorde’ de schrijver in de realiteit en waarop reageerde die toen met zijn tekst? ‘Met mijn ontwerpen zoek ik elke keer weer naar iets nieuws, iets anders. Ik wil niets herhalen maar alles weer opnieuw bevragen en vanuit andere perspectieven bekijken. Ik vrees niets meer dan de herhaling. Ik wil risico’s nemen met mijn ontwerpen. En toneelteksten die al meerdere honderd jaar oud zijn en zich al herhaaldelijk hebben bewezen, kunnen juist tegen een stootje’, zegt Hammer.
‘Goed theater was altijd moedig, nieuwsgierig, vreemd, gebrekkig, gericht op de toekomst, en was vaak niet succesvol, omdat het publiek eerst aan nieuwe vormen moet wennen. Over het algemeen heeft de samenleving het experiment altijd ondersteund en misschien zelfs geholpen om het vorm te geven. Dat was ook de reden dat moderne samenlevingen besloten om kunst en theater te subsidiëren. Maar als het nu nog enkel om amusement gaat, zoals op televisie en Netflix, verliest het theater ook zijn slagkracht en recht op ondersteuning, omdat het subsidiegeld altijd bedoeld was om het risico te ondersteunen. De critici moeten zich eens eerlijk afvragen wat voor theater zij – los van hun eigen smaak – willen ondersteunen en wat niet, en welke visie zij voor de toekomst en op de lange termijn hebben. De critici werken nu ijverig mee aan het afschaffen van de subsidies en het theater’, aldus Hammer. ‘De critici moeten meer risico’s nemen, net als de theatermakers’.
Foto: Sanne Peper
Florian Hellwig is freelance dramaturg voor verschillende makers en gezelschappen en docent Dramaturgie, Theatergeschiedenis en Cultuurgeschiedenis aan de Academie voor Theater en Dans in Amsterdam en de schrijfopleiding van de HKU.