Meerdere glazen doodskisten zijn verspreid over de tuin. Daarin liggen oude, verweerde poppen, aangetast door tijd en natuurgeweld. Ooit schitterden ze in de voorstelling De sterrenmaker (2000) van Speeltheater Holland, daarna zijn ze ergens op de wereld blootgesteld aan hun verval. Soms zie je nog een veeg verf op het verweerde juten, iets wat ooit een mond was, of een plastic bril op een plek waar eerder ogen zaten. (meer…)
In hun nieuwste Fin de Saison (nog tot en met zaterdag 9 juni te zien in Frascati) zet metacollectief De Veere in op de schoonheid van de onvoltooidheid. Het leverde op de openingsavond alvast een fascinerend schouwspel op, waarbij de oningelostheid van alle aanzetten ruim baan biedt aan de fantasie van de toeschouwer.
‘Belgisch Nederlandsche repertoirevereeniging’ De Veere beleefde vorig jaar haar 25-jarige jubileum. Het wisselende collectief van collectieven ontstond in 1992 als een samenwerking tussen Maatschappij Discordia, Stan en Dito’Dito, die gezamenlijk repertoireteksten uitkozen en op een avond combineerden, in de losse, transparante stijl die nog altijd zo kenmerkend is voor Discordia en Stan (en voor ‘t Barre Land, die vanaf de achtste editie ook vaste partner-in-crime werd). Het zijn experimenten in tekst en spel: hoe kun je een repertoiretekst brengen zodat het altijd nieuw blijft, en hoe blijf je als acteur in het hier en nu? De spelers die deelnemen aan een voorstelling van De Veere dagen elkaar continu uit om verbinding te houden met de situatie zoals die daar op dat moment is en niet in de tekst te verdwijnen.
In de nieuwste Fin de saison lopen publiek en acteurs (naast Discordia en ’t Barre Land doen ook de Theatertroep en een zevental gastspelers mee) aan het begin van de voorstelling dwars door elkaar heen. We komen binnen op een geheel leeg houten speelvlak, waar de spelers nog even met elkaar keuvelen, alvast wat teksten aan het publiek voordragen en continu overleggen over wat de volgende stap moet zijn. Die komt er in de vorm van banken en stoelen die worden binnengedragen, en uiteindelijk het bouwen van een tribune waarop we kunnen plaatsnemen.
Het is een mooie aanvulling op de nonchalante gastvrijheid die herkenbaar is van de voorstellingen van de betrokken gezelschappen: een sfeer waarin de dingen gaan zoals ze gaan, maar waar je als buitenstaander liefdevol in wordt opgenomen. Het is een mooie balans tussen generositeit naar het publiek en een sterke hang naar eigenzinnigheid en autonomie: als toeschouwer moet je je overgeven aan de flow van de avond, alsof je te gast bent op andermans familiebijeenkomst, waar allerlei onbekende codes gelden die je niet worden uitgelegd, maar waar je desondanks onderdeel van wordt.
In de voorstelling blijkt al gauw dat het een avond vol onafgemaakte gedachtes en oningeloste aanzetten zal zijn. De ingezette teksten worden halverwege weer afgebroken, de spelers worden middenin een zin onderbroken of door een associatie afgeleid, en een scène wordt een paar keer tevergeefs ingezet en toch weer afgebroken. Door misverstanden of miscommunicatie komt iets niet van de grond. Fin de saison krijgt daarmee het karakter van een doorlopende voorbereiding op een begin dat steeds wordt uitgesteld.
Wat erg sterk is aan deze insteek, is dat je als toeschouwer alle ruimte krijgt om zelf betekenis te geven aan wat je te zien krijgt. Vanwege de fragmentarische presentatie van de teksten verschuift de aandacht naar de onderlinge verhoudingen tussen de acteurs, en hun individuele eigenaardigheden. Hoe reageren deze mensen, die in de meeste gevallen al zo lang samen op scène staan, op elkaar? Wat ontstaat er vanuit de verborgen onderlinge gedragspatronen en hiërarchieën?
Door goed te kunnen kijken naar de half-serieuze, autoritaire neigingen van Jan Joris Lamers, de productieve warrigheid van Matthias de Koning, de narrigheid van Vincent van den Berg, de uitdagende nieuwsgierigheid van Miranda Prein in gesprek met de ontwijkende Bartel Jespers, de stille aanwezigheid van Bo Tarenskeen, Sam Ghilane, Czeslaw de Wijs en Roos Visser, ontstaat er een spannend geheel van verhoudingen. Een minisamenleving die utopisch is in de ruimte die het aan ieder individu biedt om trouw aan zichzelf en aan de situatie te kunnen zijn.
En ook: juist vanwege de vele afgebroken ingevingen ontstaat er regelmatig iets van schoonheid in het moment zelf. Van den Berg die zo gefrustreerd raakt van de ontwijkingen van Lamers dat hij uiteindelijk eist dat er eens een antwoord komt op een persoonlijke vraag. Of een kwetsbaar moment tussen Margijn Bosch en Lamers waarin ze opmerkt hoe raar het is dat hij steeds een andere zin uit een monoloog vergeet.
‘Je wilt laten zien dat het is wat het is,’ vertelt Matthias de Koning als ik hem na de voorstelling spreek. ‘Wat gebeurt er als je in een lege zaal komt? We proberen met De Veere zo veel mogelijk terug te keren naar het nulpunt van theater, zodat je kan zien wat alles wat je aan dat nulpunt toevoegt dan betekent. Wat betekent de schuine wand die we altijd neerzetten bijvoorbeeld voor wat we zien? Valt alles wat zich daarbuiten afspeelt ook buiten de theatrale werkelijkheid?’
‘Met deze Fin de saison wilden we terughalen wat De Veere nou eigenlijk is. Daarom hebben we de keuze gemaakt om in deze voorstelling niets in te lossen, alleen maar aanzetten te doen die niet worden afgemaakt. Er is een structuur van drie delen, maar geen volgorde in de teksten, waardoor het met zo veel acteurs ook een continue onderhandeling wordt. Om elkaar scherp te houden op het basisuitgangspunt, hadden we in het repetitieproces een lange fase waarin we elkaar alleen maar dwars zaten. Ik had vanavond het gevoel dat we misschien nog tussen de oude manier van doen en de nieuwe insteek inzitten: de behoefte om volledig te zijn tegenover de poging om alles aan te geven wat zou kunnen, maar niets in te lossen.
‘Het is ook een politieke vraag: hoe kun je nu iets doen of voorstellen zonder dat het meteen al zijn eigen potentie inlost of inkleurt? Ik heb het gevoel dat in deze tijd steeds meer aan theatermakers (en eigenlijk aan iedereen) wordt gevraagd om een ondubbelzinnige positie in te nemen ten opzichte van de politiek-maatschappelijke realiteit. Als reactie daarop benadrukken we het onbestemde, het dubbelzinnige, het oningeloste.’
beeld Roos Visser – dagelijks maakt zij tekeningen van de voorstelling vanuit een ateliertje in het grid van Frascati 3
Leest als een De Speld… In het moment… De ‘recensie’ wordt volkomen terecht onvolkomen onbestemd, dubbelzinnig, oningelost… ehh… Heeft dit nog zin??? Of (Marijn) gaat het stiekum helemaal niet om een ondubbelzinnige positie ten opzichte van een politiek maatschappelijke realiteit… Of dubbelzinnig genoeg juist precies daarom?
Zouden ze een kunstwerk over moeten maken lijkt me… Poezie… Poetica… Oef… Lastig…