Dans met kinderen, het is het waarmerk van Kabinet K, al een aantal jaren en producties lang. Het zijn altijd andere kinderen, die samen met volwassenen vaak rond thema’s als verlatenheid en zoeken naar geborgenheid bewegen. Dat is nu ook weer het geval. Op een donkere sombere plek dagen vier kinderen en drie volwassenen op. Angstige wezens, die op de vlucht lijken. Voor oorlog? Geweld, andere mensen? Voor zichzelf? Is het een zoeken naar een verloren land?

Onder een zwart silhouet van balken met uitgerafelde wollen pluizen en aan de voet van een complete berg met plukken wol haalt een man een meisje uit een waterteil. Ze proest, ze snakt naar adem. Hij redt haar. Ze blijft argwanend. Herhaaldelijk verstopt ze zich, net zoals de andere drie kinderen, die wat later opduiken. Joke Laureyns en Kwint Manshoven van Kabinet K vonden inspiratie in foto’s van de Italiaanse oorlogsreporter Franco Pagetti, die hij maakte in Afghanistan toen hij dekking moest zoeken. Ook een ontmoeting met mensen uit een ondergelopen dorpje in Portugal beroerde de makers. De verhalen over de verlangens naar dat dorp onder water, groeiden uit tot mythen.

In de confrontaties met de twee mannen en de vrouw tasten ook de kinderen elkaar af, gaan ze samen op in beweging, rennen achter elkaar, hangen aan elkaar. De volwassenen gooien met de kinderen, ze slepen ze achter zich aan, ze laten ze tollen, samen spelen en dansen ze een spel van vechten, van vallen en opstandig zijn, van zich vastklampen, om zich dan hardhandig los te wriemelen uit omarmingen. De groten en de kleinen bewegen om elkaar heen, met elkaar, los van elkaar, ze zoeken beschutting onder dekens en in de hoop wol. Ze verdwijnen in de pluizen, bevrijden zich, spelen boemannetje en monster.

Groot en klein lijken op zoek naar rituelen om de chaos wat te ordenen. Van schapenschedeltjes, botten en stukken hout lijken ze een offer te maken, steken het vuur erin, ze ademen diep in en drijven op elkaars rug mee op de ademtochten. Het schuurt tegen esoterie aan.

Het ziet er allemaal mooi uit, en de beelden worden versterkt door de soundscape; deze keer niet met live-muziek. Het zijn indrukwekkende beelden, in een reeks die van donkerte naar licht gaat, fel wit, en dan overgaat in zacht geel van nachtelijke maneschijn. Dat oogt knap en vertederend, zoals we dat van Kabinet K gewoon zijn, maar minder dan in vorige producties. De bewegingen zijn uitgetrokken, en worden veel, heel veel herhaald. Als er gesprongen en gerend wordt, dan duurt dat lang, als er gezucht wordt, dan wordt er lang gezucht. De bewegingen an sich kennen tempo, ogen gevaarlijk, maar het verloop in het geheel gaat traag.

Ik mis een heuse spanningsboog. Ik krijg de indruk dat er in de voorstelling die ik zie, wat te veel gefocust wordt op de techniek en op wat er moet volgen. De volwassenen doen hun ding, de kinderen maken hun sprongen en bewegingen, maar er ontbreekt een inleving. Ik word deze keer niet geraakt. Ik kijk op afstand naar de beelden. Het is knap en gedurfd hoe ze dat met de jonge kinderen hebben kunnen maken. Ik denk dat Kabinet K deze keer meer de volwassen toeschouwers dan de kinderen aanspreekt.

Het einde laat lang op zich wachten. Steeds worden er weer dansante bewegingen aan elkaar gebreid. De jongen van tien naast mij heb ik veel op zijn horloge zien kijken. Zijn geklap beperkte zich tot een beleefdheidsapplausje. ‘Voor de kinderen die mee hebben gedaan zal het wel een rijke ervaring zijn geweest, maar ik, ik vond er echt niets aan.’

Foto: Kurt van der Elst