Iedereen in de familie van de achtjarige Hoog is uiterst succesvol.  Naast een beroemd architect en een patisserie-chef als ouders,  bevinden zich tussen zijn broertjes en zusjes een vioolwonder, een zangtalent, een toekomstig astronaut en een synchroonzwemmende tweeling. Alleen Hoog (Joep Paddenburg) heeft zijn talent nog niet gevonden, maar alle volwassenen vertellen hem: ‘Als je maar echt wilt, dan kun je alles’.

Het is deze mantra die Hoog steeds meer frustreert. Van de juf moet hij minder dagdromen, van zijn ouders moet hij zijn saaie dictee oefenen, en dat terwijl de rest van zijn familie vanwege hun succes de wereld rond mag reizen. Dan verschijnt Icarus (Serge Hogenbirk), een mysterieuze vriend met geblakerde vleugels.

De mythe van Icarus is door toneelschrijver Floor Leene prachtig door het verhaal van Hoog verweven. Icarus zit vast op een saai eiland en kijkt dromerig naar de zon, Hoog kijkt vanuit zijn kamer naar de mensen op straat. Ondertussen vervloekt Icarus het talent van zijn neefje Perdix en wil Hoog dat hij een talent heeft waarmee hij zich kan meten met zijn familie. Na een lange zoektocht ziet Icarus de oplossing: hij gaat Hoog leren vliegen, beter dan hem dat zelf ooit gelukt is.

Dit alles speelt zich af op het dak van de CineMec, de enorme bioscoop in Leidsche Rijn, Utrecht. Het uitzicht is oneindig: meeuwen vliegen voorbij, in de verte is de Domtoren te zien. Het is een spectaculair, sprookjesachtig geheel. Toch voelt Hoog niet als een sprookje. Het is juist pijnlijk relevant. Een paar dagen terug kwam er een meisje in het nieuws dat op haar negende al overspannen was, omdat ze krampachtig probeerde om toegelaten te worden tot het vwo. Het lukte haar niet meer om aansluiting te vinden met klasgenoten en te genieten van het kind-zijn. Ook het broertje van Hoog heeft geen plezier in zijn vioolspel. Ondanks alle lof is zijn avond verpest zodra hij ook maar een klein foutje maakt. Het is de tol van de like-cultuur waarin iedereen een uitblinker moet zijn.

Daarom is het zo ontroerend dag Hoog zelf besluit om niet te vliegen. Misschien zou hij het wel kunnen, maar hij wordt liever niet ‘de eerste jongen die…’. Liever blijft hij gewoon, staat hij te juichen langs de zijlijn. Hoog is een ode aan laatbloeiers en aan middelmatigheid. Zoals de vader van Icarus het hem had geleerd: je moet niet te hoog vliegen en niet te laag, maar precies in het midden. Hoog is een aanrader voor iedereen die soms te hoog en te hard probeert weg te vliegen en voor iedereen die het liefst nog even naar de horizon blijft staren.