In Duitsland vormden zijn toneelontwerpen een tijdsbeeld en een gouden standaard. De samenwerking met regisseurs als Stein, Grüber en vooral Zadek had iets mythisch. En als leraar heeft hij invloed gehad op generaties theatervormgevers.
Na zijn dood dook een anekdote op die ik nog niet kende en die tekenend is. Scènefoto’s van Duitse toneelvoorstellingen waarvoor Wilfried Minks in de jaren zestig en zeventig de vorm had bedacht, gingen met name in Oost-Europa als een soort ondergrondse (beeld)lectuur (samizdat) door veel handen en langs gretige ogen. Liefhebbers van toneel zagen Minks’ ontwerpen als signalen van een nieuw verworven vrijheid.
Het moet een gelukkig toeval zijn geweest dat vanaf 1962 een kleine zwerm talenten en vrije geesten bij elkaar kwam in de Noord-Duitse Hanzenstad Bremen. De memorabele voorstellingen en toneelbeelden die uit dat toeval ontstonden, hebben het aanzien van het Duitse theater beslissend veranderd. Een paar voorbeelden.
Het kale podium met op een schuifbaar paneel het meer dan levensgrote portret van een actrice uit de cultfilm The Knack over flirten en versieren – dat was de vormgeving van Wilfried Minks voor Frühlingserwachen van Frank Wedekind (1965, een jaar later met Nederlandse toneelspelers ‘herhaald’ in Den Haag, regie: Zadek).
Ander voorbeeld. Een uitvergrote striptekening over de Vietnamoorlog van popart kunstenaar Roy Lichtenstein als achterdoek voor Schillers Räuber (1966, regie: Peter Zadek). Of het gifgroene kunstgrasgazon met aan de podiumrand een gipsen buste van Goethe voor Torquato Tasso (1969, regie: Peter Stein).
In de schouwburg aan Goetheplatz 1 tot 3 te Bremen had Intendant Kurt Hübner, de geniale talentenvisser en mensenverzamelaar, een stel hoogkaraats ‘jongelui’ bij elkaar gebracht, die binnen enkele jaren een revolutie veroorzaakten. Wilfried Minks was één van hen. Zonder zijn open ruimtes zouden ze niet ver zijn gekomen. Behalve de re-make van Voorjaarsontwaken in Den Haag (1966, met onder anderen Joop Admiraal, Paul Steenbergen, Ingeborg Elzevier en Marijke Merckens) heb ik geen van die voorstellingen ooit live gezien. Maar toen de ontwerpen en maquettes op de tentoonstelling in het Parijse Centre Pompidou (1994) en in Berlijn (1998) waren terug te zien, kletterde de opwinding dwars door de toneellijsten van de schaalmodellen.
Wilfried Minks bouwde kijkkasten in de lijsttonelen van zijn Duitse toneelhuizen. Met name voor Shakespeare-producties deed hij dat graag en vaak. Voor (opnieuw) Peter Zadek onder meer in Held Henry (1964), zeer vrij naar Henry V, en in Mass für Mass (1967). Een tweede kijkdoos achter de manteau, in schel werklicht gezet en met grote vensters vol gloeilampen. Shakespeares adagium all the world’s a stage inspireerde hem tot toverdozen met dubbele bodems of tot een speelvloer als naakte plek voor de magie van licht, lijven en stemmen.
Eén keer, eind jaren zestig, waagden Minks en Zadek zich aan een radicale bewerking van een toneelwerk voor het toen nog vrij braakliggend medium van de televisie. Het stuk Toller van Tankred Dorst, over de opkomst en ondergang van de Beierse radenrepubliek in de winter van 1918/1919, werd in 1967 omgebouwd tot een opzienbarend, in grofkorrelig zwart/wit geschoten en met wilde animatietechnieken aangejaagd televisiedocument. De film Rotmord is jarenlang verplicht lesmateriaal gebleven op Duitse film- en televisieopleidingen. Het document is in 2008 opnieuw door uitgeverij Suhrkamp uitgebracht.
Minks heeft niet een direct herkenbare stijl nagelaten. Ook niet zoiets als een ‘school’, hoewel hij vanaf 1967 tot diep in de jaren negentig leraar is geweest aan de Hochschule für bildende Kunst in Hamburg. Zijn trouwste leerlingen waren geruime tijd zijn assistenten en gingen daarna hun eigen weg. Zoals Erich Wonder in zijn werk met Heiner Müller, Dieter Dorn en Claus Peymann. Of Barbara Ehnes in haar werk met Stefan Pucher, Jossi Wieler en Meg Stuart.
Zelf is Minks sinds 1972 ook gaan regisseren. In 2000 nog in Den Haag waar hij bij het Nationale Toneel Maat voor Maat van Shakespeare ensceneerde als inktzwarte klucht, met Lou Landré en Rik van Uffelen op een hellende ruitvloer.
Velen hebben van zijn nieuwsgierigheid kunnen profiteren. En van het feit dat hij unmodisch ongevoelig was voor trends. Hij bleef ook steeds koppig zelf in de werkplaatsen timmeren en zagen, of op zijn minst toezien dat het kundig gebeurde. Ook toen hij vorig jaar voor Ich kann nicht mehr van René Pollesch in Hamburg de vorm verzon van reusachtige toneelkippen op wieltjes.
Wilfried Minks stierf op 13 februari 2018, vlak voor zijn 88ste verjaardag, in Berlijn.
Foto: Bernd Thissen