Je zal maar je moeilijkste cliënt tegenkomen op je laatste werkdag. Een oude psychiater kijkt naar een muur van verhuisdozen waar veertig jaar aan herinneringen in liggen. Nog één nachtje in zijn praktijk, en dan komt hij thuis, belooft hij zijn vrouw. En dan staat daar ineens ene meneer Kibbeling, met een wel heel bijzondere aandoening. Hij is bang te verdwijnen. En eigenlijk is de psychiater dat ook. (meer…)
Over roem, of beter: de achterkant daarvan, gaat het nieuwe stuk dat Ger Thijs speciaal schreef voor Victor Reinier en Renée Soutendijk. Daarmee schreef hij zijn derde stuk voor twee acteurs, na het succesvolle De kus (2011) en Oude meesters (2013). Eigenlijk gaan ze alle drie over theater, over in de schijnwerpers staan en wat er gebeurt als de schijnwerpers niet meer op je zijn gericht. En alle drie zijn ze op het lijf geschreven van bij het grote publiek bekende acteurs, die daarmee ook worden uitgedaagd over hun eigen leven na te denken.
Deze keer is de setting als volgt: de bekende acteur Jos de Man (alias Jim, alias ‘De Stille’, gespeeld door Victor Reinier) zal binnenkort weggeschreven worden uit de bekende politieserie ‘De Stille’, waarvan hij twaalf jaar de drijvende kracht was. Daarmee speelt Reinier tot op zekere hoogte zichzelf, met dat verschil dat er voor zover bekend geen plannen zijn om Flikken Maastricht zonder hem te voort te zetten. Als gevolg van dit nakende einde is hij in zo’n psychische nood geraakt dat hij hulp zoekt bij psychiater Odette van Dijk (Renée Soutendijk), een gereserveerde vrouw die haar werk als arts en wetenschapper uitermate serieus neemt, en bovendien een van de weinige personen blijkt die de serie nooit heeft gezien.
Dit is niet de plaats om spoilers te geven, maar het verloop van deze therapeutische relatie tussen afstandelijke psychiater en richtingloze patiënt-die-altijd-rollen-speelt laat zich tot op grote hoogte voorspellen. Met één kanttekening: het geheel is een raamvertelling. We kijken naar de psychiater die inmiddels zelf op het podium staat om het boek te promoten waarin ze het onderwerp ‘narcisme’ bespreekt aan de hand van deze casus uit haar eigen praktijk. Tussen de scènes die zich afspelen in de behandelkamer (die het toneelbeeld uitmaakt), geeft ze commentaar op haar patiënt en haar eigen optreden. Deze constructie leidt tot een aardige omkering van rollen, waarvan de bedoeling is de vraag op te roepen wie van de twee zich uiteindelijk beter kan neerleggen bij een leven in de anonimiteit.
Maar echt werken doet het niet. De vragen aan het publiek waarmee ‘de lezing’ en het stuk beginnen (in de trant van: ‘staat u graag in het middelpunt van de belangstelling?’), komen vooral over als een geforceerde manier om de voorstelling op gang te brengen. De terzijdes van de psychiater-als-lezinggever zijn te vaak nietszeggend, en dat voor een psychiater met jarenlange ervaring in het behandelen van de grootste menselijke ellende. Het ontsporen van de dokter-patiëntrelatie is van tevoren ingebakken, maar komt tegelijk nergens overtuigend over, omdat tekst en spel aanwijzingen voor een diepere psychische motivatie ontberen. En daardoor is deze vertelling-in-laagjes uiteindelijk een voorstelling met weinig diepte, waar het onderwerp juist dát nodig heeft.
Foto: Ben van Duin
Het was saai. Viel bijna in slaap.