Op 16 oktober 2017 overleed Conrad van de Weetering. Van de Weetering wijdde een groot deel van zijn leven aan de balletkunst en danste al in de periode dat het internationale balletrepertoire in Nederland nog moest worden opgebouwd. Van de Weetering kreeg les van Lili Green en danste vanaf 1949 bij Ballet Recital II dat een jaar eerder was opgericht door Sonia Gaskell. Hij volgde haar in 1955 naar Den Haag voor het nieuwe gezelschap het Nederlands Ballet waar hij solist werd. De afronding van een roerige tijd in de balletwereld, door danscritica Eva van Schaijk als de ‘balletoorlog’ omschreven, resulteerde in een fusie, van het Nederlands Ballet en het Amsterdams Ballet in 1961 tot Het Nationale Ballet waar Conrad van de Weetering als solist tot 1967 danste.

Sonia Gaskell was van grote invloed op Van de Weetering en hij was een van de weinigen die Gaskell bleef steunen, na alle conflicten die zij met haar dansers had. Net als Gaskell had Van de Weetering een grote belangstelling voor danshistorie. Hij bekritiseerde de steeds sterkere nadruk op virtuositeit in het ballet, waarbij de benen steeds hoger de lucht ingingen.

In een schrijven op de website Dansbelang benadrukt hij het verschil tussen ballettechniek en balletstijl, een onderscheid dat volgens hem in het ballet telkens verder op de achtergrond raakte wat tot gevolg had dat alle balletten meer op elkaar gingen lijken.

Eigen werk
Gaskell bood ook jonge dansers de gelegenheid werk te maken en op 20 januari 1955 vond de première plaats van een programma bij het Nederlands Ballet met stukken van Jaap Flier en Rudi van Dantzig. Van de Weetering choreografeerde Concertino voor vier rovers en een boom (1954/1955) dat hij samen met Jaap Flier, Rudi van Dantzig en Aart Verstegen danste. Zijn Vijf etudes voor elf dansers (1958/1959) werd uitgevoerd tijdens het Holland Festival in 1959 en opgedragen aan Sonia Gaskell. Van de Weetering maakte verder enkele choreografieën voor Het Nationale Ballet, Scapino Ballet (Een dansende Bach, 1982) en bij De Nederlandse Comedie. Later vestigde hij zijn naam vooral als dansschrijver, dichter en vertaler, al bleef het ballet een belangrijke rol spelen in zijn leven.

Van de Weetering publiceerde verschillende boeken, waaronder Morgen dans ik beter (1961), Sonia Gaskell: een documentaire van Conrad van de Weetering (1976), Eerstejaars ballettechniek (samen met Simon André, 1986), Brieven aan een jonge ballerina (1979) en Kijk, een Ballerina (1991).

Inmiddels is gezondheid in dans een belangrijk onderwerp op academies en bij sommige gezelschappen. Maar Van de Weetering vertaalde en bewerkte al in 1981 een boek van de Amerikaanse arts en voormalig danser L.M. Vincent. Een danser en zijn gezondheid gaat over anatomie en fysiologie in relatie tot de danser en besteedt aandacht aan het voorkomen en verzorgen van blessures en het dieet voor balletdansers.

In 1966 publiceerde Van de Weetering een vertaling van Vanavond improviseren wij (1929), een toneelstuk van Nobelprijswinnaar Luigi Pirandello (1867-1936). Een geactualiseerde versie verscheen vijftig jaar later, samen met de toneelstukken Zes personages op zoek naar een schrijver (1921) en Ieder op zijn manier (1924) in de bundel Dramatisch drieluik (2016). Pirandello omschreef deze drie stukken zelf als ‘theater in het theater’ en hij onderzoekt hierin de grenzen tussen realiteit en spel.

Ook in zijn werk als dichter zong zijn kennis en liefde voor ballet door. Hij trad regelmatig op in de Openbare Bibliotheek in Amsterdam en werd geprezen om zijn lichtvoetigheid en muzikaliteit. Dit jaar verscheen de bundel Dansgedichten van zijn hand.

foto Willem Andrée

Dossiers

Theatermaker december 2017