Gekleed in een vrouwelijk glittertopje zingt Job Hubatka de ‘Alabama Song’ van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Dit lied uit 1927 over een zoektocht naar een ‘whisky bar’ is bij uitstek een nachtclub-lied en daarom zeer op zijn plaats in Club Vaudeville van Musica Extrema. Deze nostalgische muziektheatervoorstelling is een mengelmoes van Engelse, Franse en Duitse liedjes uit de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.

‘Vaudeville’ is de Franse benaming voor een muziektheatervorm die vooral populair was vóór de Tweede Wereldoorlog. Die kwam neer op een zorgenloos avondje uit in theaters en theatertjes waar op het podium werd gezongen en gedanst. In Nederland heette dit genre ‘variété’ ofwel – iets platter – de ‘revue’.

Muziektheatergroep Musica Extrema pikt het genre nu op als fundament voor haar voorstelling Club Vaudeville. Ze kiezen uit het repertoire van het interbellum zowel instrumentale als gezongen nummers die inmiddels behoren tot de klassiekers van de lichte muziek van die tijd. Nummers als ‘In Each Life Some Rain Must Fall’, ‘Let’s Misbehave’ en ‘Ich hab’ noch einen Koffer in Berlin’ worden gespeeld: sommige liedjes zijn van ná de Tweede Wereldoorlog, maar een kniesoor die daarop let. Musica Extrema roept de sfeer op van ondeugende nachtclubs, waarin de optredende vrouwen netkousen en veren dragen, en de mannelijke zangers zijn geschminkt als vrouwen.

Boogiewoogie, jazz, ragtime, tango, Weense wals, chanson: allerlei genres komen aan bod. Dat kan dankzij de samenstelling van het ensemble, met bandleiders Tanya Schaap en Ben van den Dungen op respectievelijk viool en saxofoon, Rob van Kreeveld op piano, Thomas Pol op contrabas en Hans van der Maas op accordeon: een onmisbaar instrument om een tango neer te zetten. Job Hubatka neemt het grootste deel van de zang voor zijn rekening. Hij heeft een uitstekende, klassiek geschoolde stem. Jammer dat hij er veelal bij staat als een houten Klaas als hij zingt, met de armen langs het lichaam en de handen gestrekt langs de benen.

Belangrijk element in de voorstelling zijn de projecties. Op het grote achterdoek vormt een fascinerende aaneenschakeling van vooral ‘stomme’ filmpjes het levendige decor bij de muziek. Onder anderen Laurel & Hardy zijn te zien, Charlie Chaplin, Ben Turpin, Harold Lloyd, Buster Keaton, vroege tekenfilms: helden van de zwijgende film. Nog specialer zijn de ‘gewone’ stadsbeelden uit de jaren twintig en dertig: New York, Londen, Parijs en Berlijn komen voorbij. Het is een decadente tijd, in de filmpjes komen geregeld vrouwen met ontbloot bovenlijf voor, de suggestie van erotiek en seks sijpelt overal doorheen. Een vroeg Disneyfilmpje met piano-spelende muizen ondersteunt het boogiewoogie-nummer ‘Kitten On The Keys’ van Zez Confrey, virtuoos gebracht door piano-coryfee Van Kreeveld.

Aan Club Vaudeville is een flinterdun verhaaltje toegevoegd, kennelijk om de musici te voorzien van een achtergrond in de werkelijke, hedendaagse wereld. Tussen de muzikale blokken door speelt acteur Joris Lutz de buurman van de musici. Hij zit thuis met een bedlegerige vrouw, een koffer vol treurige herinneringen aan zijn vader en een merkwaardige voorliefde voor nachtvlinders. Die nachtvlinders zijn uiteraard een metafoor voor het muziekensemble op het podium. Maar die hele buurman met zijn vreemde verhaal is een fremdkörper in de voorstelling. Hij onderbreekt de nachtclubsfeer en voegt feitelijk niets toe.

Telkens wanneer het aandeel van Lutz erop zit, gaat de plezierige variété-voorstelling weer verder. Club Vaudeville  is een charmante voorstelling die vooral een wat ouder publiek zal aanspreken. Maar dat ligt in de rede met die nostalgische muziek en die intrigerende verzameling zwijgende filmpjes.