De locatie van de voorstelling Coco kan het, die gaat over een klein vogeltje dat leert vliegen, kan eigenlijk niet beter. Een aantal zaalwachten leidt ons naar een open plek achter het grote podium van het Amsterdamse Bostheater. Daar zien we Mama Coco (Afra Ernst), die het publiek uitnodigt om plaats te nemen in knusse nesten, gemaakt van katoen. Zo zit iedereen in een mum van tijd verspreid naast elkaar en wachten we op wat er komen gaat. (meer…)
De bewegingstaal van danseres Leila Bakhtali is meteen een feest van herkenning voor de peuters in de zaal. Ze roepen: ‘Dat kan ik óók!’ Of: ‘Oóóh, dat kan ik niet!’ Het maakt de voorstelling in de zaal haast net zo leuk als de voorstelling op het toneel. In Mappamondo nemen een muzikant en een danseres hun enthousiaste publiek van twee plus moeiteloos mee op een enerverende reis over de wereld.
In een landschap van bergjes zand, stenen en rotsen gaat de danseres als een wereldreiziger op ontdekkingstocht. Ze speelt met het zand, rolt over de stenen of blijft languit uitrusten in een zonnig licht. Haar expressieve bewegingstaal is een mooie mix van moderne dansvormen en de motoriek van spelende kinderen.
Links op het toneel woont Marijn Korff de Gidts in een speelse installatie van slagwerkinstrumenten, die hij virtuoos bespeelt. Geluidseffecten als schurend zand, stromend water en rinkelende belletjes gaan over in vrolijke, wonderlijke of dreigende muziek.
In de voorstelling wordt geen woord gesproken, maar dans en muziek spreken voor zich en vertellen hun eigen verhaal. Zo laat de Italiaanse choreografe Gaia Gonnelli een eigen stijl zien in het peutertheater. Als een van de weinigen specialiseert zij zich met haar stichting Dadodans in dans voor de allerjongsten. Na Kleur, Ondersteboven en Kokers is Mappamondo alweer haar vierde peuterproductie.
De muzikant en danseres leven in een eigen wereld, maar maken stap voor stap contact met elkaar, net zoals twee peuters die vriendjes worden. Eerst reageren ze voorzichtig op elkaars klanken en bewegingen, daarna danst hij uitgelaten met haar mee en maakt zij ook muziek met zand dat ritmisch over de trommels schuurt.
Samen dansen ze een muzikale reis over de wereld en brengen ze woestijnen, graslanden en berglandschappen tot leven. Met haar sierlijke Oosterse dans heeft Bakhtali een hypnotiserende uitwerking op het jonge publiek. Net zo verrassend als de Human Beatbox-scene waarin de muzikant klakkend met zijn tong en klappend op zijn lichaam over het toneel swingt.
De vertragingen en versnellingen in de voorstelling zijn goed getimed en houden de spanning erin. Langzamerhand klinkt de muziek steeds onheilspellender, met snerpende wind en keiharde trommelslagen. Voor een publiek van tweeplussers, die snel van streek kunnen raken, is dat een riskante keuze maar ze zitten op het puntje van hun stoel.
Als het geluidslandschap weer tot rust komt, loopt ook hun spanningsboog ten einde. Het is jammer dat het mooie klankspel met waterkommen ze daardoor een beetje ongeduldig en lawaaierig maakt. Het slot van de voorstelling komt dan net op tijd. Maar als de spelers de peuters het toneel op lokken, komen ze weer in de stemming en rennen ze enthousiast op het zand, de rotsen en de stenen af.
Foto: Moon Saris