Ten eerste: de publieksreactie op Tannhäuser van Christof Loy. Die was juichend. Vooral dirigent Marc Albrecht, regisseur Loy, Stephen Milling (Hermann), Svetlana Aksenova (Elisabeth) en Björn Bürger (Wolfram) leken bij het publiek favoriet. Ten tweede: het zure oordeel van de criticus. Te veel zwakheden ontsierden dit zangersfeest. (meer…)
Nog niet eerder stond La Forza del Destino op het speelplan van De Nationale Opera. Niet helemaal verwonderlijk, want het is – ondanks de vele hits – een problematisch werk en zeker niet Verdi’s ‘makkelijkste’ opera om te ensceneren: met name qua rolbezetting en regie. Je hebt een regisseur van het kaliber Christof Loy nodig om er in dramatisch en theatraal opzicht nog iets van te maken.
Christof Loy begint zo ondertussen een specialist te worden in ‘problematische’ opera’s. Eerder regisseerde hij in Amsterdam Arabella (Strauss) en Chovansjtsjina (Moessorsgki). Met deze twee opera’s bewees hij overweg te kunnen met flinterdunne libretti (Arabella) en complexe verhaallijnen en ander dramatisch ongemak (Chovansjtsjina). Nu kreeg hij te maken met een opera die qua verhaallijn en tijdsopbouw volstrekt onlogisch is. Daarnaast is het ook nog eens een behoorlijk gedateerd en ongeloofwaardig verhaal.
Er is een niet zo ideale potentiële schoonzoon die per ongeluk de vader van zijn geliefde doodschiet. Er is een op wraak beluste broer en een tot over haar oren verliefde Leonora, die haar heil in het klooster zoekt. Uiteindelijk vinden ze elkaar, na een hoop verwikkelingen op het slagveld, in het klooster en vloeit het bloed rijkelijk. Dit alles gebeurt bij Loy grotendeels aan de voet van een allesoverheersend beeld van een gekruisigde Christus.
Net zoals met Arabella maakte hij er weer een psychologisch drama vanjewelste van. Hij zocht de eenheid van de voorstelling in de persoonlijke ontwikkeling van de hoofdpersoon Leonore. De ontwikkeling van haar zieleroerselen, verlangens en emoties vormden het alternatief voor een logische verhaallijn. Loy vergroot die emoties zelfs door zo nu en dan sterk uitvergrote beelden van haar gezicht te projecteren. Alles draait om Leonore. Het hele verhaal maken we als toeschouwer vanuit haar perspectief mee. Loy zet haar neer als een getormenteerde vrouw die er maar niet slaagt om zich te ontworstelen aan de traumatiserende erfenis van een al te dominante vaderfiguur. Zo krijgt een raar, nogal clichématig libretto plotseling diepgang en betekenis. Dat is niet de kracht van het noodlot, maar de kracht van deze regisseur.
Het toneelbeeld doet traditioneel aan, maar Loy heeft talloze aspecten veranderd en toegevoegd. Zo is de feestscène een waar surrealistisch en absurdistisch spektakel geworden waarin de waanzin centraal staat en zien we tijdens de ouverture een huiselijk eetkamertafereel van de hoofdpersonages als kinderen. We zien ze groeien, van kind naar volwassene. De slotscène verwijst hier op een verfijnde manier naar het dramatische slot van de opera en Loy’s centrale vraag in deze productie: is er een god?
Muzikaal was er het een en ander mis. De grootste tegenvaller was Eva-Maria Westbroek. De zangeres geniet inmiddels een divastatus op het wereldpodium en geheel terecht, maar daar horen ook verwachtingen bij en die maakte ze in deze rol toch niet helemaal waar. Natuurlijk zette ze met haar fenomenale zang- en acteertalent een stevige Leonore neer, maar ze had regelmatig last van intonatie-problemen. Ze wekte ook de indruk dat ze moeite moest doen om in deze rol qua stembereik overeind te blijven. Het klonk allemaal wat krampachtig en dat zijn we van deze zangeres niet gewend. Dat lijkt dus op een typisch gevalletje van miscasting.
Dat was zeker niet het geval bij haar tegenspeler Roberto Aronica. Die presenteerde met een stem vol kracht en nuance een sublieme Don Alvaro. En dat was dan weer een verademing bij de soms wat schreeuwerige Franco Vassallo (Don Carlos). Een opvallende verschijning was Roberta Alexander als huishoudster. Wat een feest om haar weer eens op het podium van het Muziektheater te zien! De laatste keer was in 1984.
De jonge dirigent Michele Mariotti debuteerde in Amsterdam. Een geslaagd debuut mag je het zeker noemen, al kwam ook hij er niet zonder kleerscheuren vanaf. Hoe verzin je het om de ouverture zo snel in te zetten? Vaak was hij ook teveel bezig met details en verloor hij de grote lijn uit het oog. Maar goed, het netto-resultaat van het uitstekend musicerende koor en orkest klonk alleszins redelijk.
Foto: Monika Rittershaus
In 1984 bestond het Muziektheater nog niet eens. Toch?
https://basiaconfuoco.wordpress.com/2017/09/10/la-forza-del-destino-bij-de-nationale-opera-in-amsterdam/
1) Roberta Alexander was nooit eerder op het podium van het Muziektheater te bewonderen. 2) Franco Vassallo was beslist niet “schreeuwerig”; Vassallo is een typische Verdi-bariton, die over een borstregister met hoogte dient te beschikken.
http://operagazet.be/recensies/recensies-2017-2018/nl/amsterdam-la-forza-del-destino/