1948

Nu wordt ook de krampachtigheid, die uit de druk en de hoekige lettervorming spreekt, duidelijk. Erotiek, gemeenschapsgevoel, mensenliefde, alles wordt verdrongen en opgeofferd aan het ene, allesbeheersende doel, succes te bereiken. Er ontstaan stuwingen in de libido, verdringingen, die nauwelijks gesublimeerd kunnen worden en waarvan een grote innerlijke strijd het gevolg is, die echter nooit naar buiten tot uiting zal komen. Vandaar de merkwaardige verbrokkelingen die in dit starre, beheerste, plechtstatige schrift voorkomen…
(Manuel van Loggem duidt het handschrift van Willem Royaards in Toneelschild, jaargang 3, nr. 1)

1957
… de stoffige wegen van de inlandse stad doorkruisen, er alle bars bezoeken, in alle woningen of krotten van veronderstelde muzikanten kruipen, hun instrumenten stemmen, hun eentonige thema’s doen variëren, hun modulaties leren, kortom het lawaaimaken doen afzweren ten bate van het muziek-maken… op zoek naar dansers, mimespelers en acteurs, ze soms hardhandig uit de bars halend waar ze het succes vierden en de tijd vergaten, vechtend tegen een storend improvisatie vermogen…
(Fred Engelen over het werk van Belgische theatermakers in Leopoldstad in Het Toneel, jaargang 78, nr. 5)

1969
“Akteurs moeten zijn als martelaren, die levend verbrand worden, terwijl ze nog van hun brandstapels tekens aan ons geven.” Laat me eraan toe voegen dat deze tekens geartikuleerd moeten zijn en niet zomaar brabbel- of dronkenmanstaal, zodat ze alles en niets oproepen – tenzij een bepaald werk dat nu net eist.
(Jerzy Grotowski over Artaud in het toneel * teatraal, jaargang 90, nr. 1)

1973
Wat ik eigenlijk bepleit is, dat wij – uitvoerders en kijkers – ons erbij neerleggen dat we een primitieve neiging bespelen (en met primitief bedoel ik niet schattig en onbeholpen, maar elementair) en geen kultuurkanon.
(Will Spoor in Mickery Mouth 31, Toneel Theatraal, jaargang 94, nr. 8)

1983
Geweld hoort bij Fabre, geloof ik. Vroeger schilderde hij met zijn eigen bloed en sloot hij zichzelf op. Pieter Kottman had het in zijn recensie over de zelfkastijding van de spelers. Als je bedenkt dat het Fabre is die het allemaal heeft verzonnen en dat het zijn akteurs zijn die het moeten uitvoeren, is er voor hemzelf met dit stuk definitief een nieuwe fase in zijn werk aangebroken: van masochisme naar sadisme.
(Jan Middendorp en anderen Over het is theater zoals te verwachten en te voorzien was in Toneel Teatraal, jaargang 104, nr. 4)

1998
Bronkhorst lijkt nu ook het einde van een uitvoerende dansloopbaan te hebben bereikt, als laatste der dans-Mohikanen. Wellicht is haar besef van vergankelijkheid nu niet alleen wakker gemaakt door de bereikte leeftijd maar ook door een aanhoudende blessure.
(Luuk Utrecht in Theatermaker, jaargang 2, nr. 2)

2003
Soms, bij vlagen, gaat die hoop ook in vervulling. Dan kunnen acteurs de vreugde ervaren, het pure geluk van ‘leven’ en dat met alle zintuigen waarnemen en ervan genieten. Maar onderweg naar die kortstondige geluksmomenten stuiten zij steeds op hindernissen: angst en onbegrip, de benauwdheid van het sociale verkeer, eenzaamheid. Het is een voortdurend gevecht om evenwicht, zowel innerlijk als uiterlijk, waarbij het lichaam de toon aangeeft.
(Norbert Servos over acterenden bij Pina Bausch in TM ,jaargang 7, nr. 5)

2016
‘Fysieke schizofrenie’ doopte het choreografenduo zijn stijl, waarbij een beweging in een oorlel, elleboog of knieholte kan starten, waarna de rest van het lichaam erachteraan moet om het evenwicht te herstellen.
(Jacq. Algra over LeineRoebana in Theatermaker, jaargang 137, nr. 5)

Dossiers

Theatermaker zomer 2017