Ik weet dat ik niet heel veel kan zeggen. En eigenlijk is dat het belangrijkste wat ik weet. En tegelijkertijd is het ook het enige wat ik erover kan zeggen. Het enige wat ik weet en wat ik kan zeggen, over wat ik kan zeggen, is dus eigenlijk vooral wat ik er niet over kan zeggen. Dus als ik als hoofd dramaturgie van Toneelgroep Amsterdam iets ga zeggen, als ik bijvoorbeeld een aankondiging doe, zoals dat ik een schrijversproject wil opstarten, dan zeg ik wat ik daarover kan zeggen, vooral door wat ik er niet over kan zeggen. En daarmee zeg ik uiteindelijk toch veel. En meer kan ik er eigenlijk niet over zeggen.

Behalve dus dat ik niet kan zeggen welke schrijvers er aan dat schrijversproject mogen meedoen of wanneer het wordt gehouden of wie er gaat doceren. Ik kan er vrij weinig over zeggen. Wat ik er wel over kan zeggen is dat het om een ‘intern schrijversproject gaat dat los staat van het ensceneren van teksten’. Waarmee ik heel nadrukkelijk niet zeg dat Ivo heeft gezegd dat hij er niets mee te maken wil hebben. Horen jullie wat ik zeg? Dat laatste zeg ik dus niet. Wat ik er wel over kan zeggen, is dat ik hoop dat iedereen weet wat ik zeg, als ik zeg, dat ik iets niet kan zeggen. En meer kan ik er eigenlijk niet over zeggen.

Behalve dan – en dat is echt het laatste wat ik erover kan zeggen – dat het onderdeel uitmaken van een entourage een voortdurende oefening in behoedzaamheid is, een aanhoudend heen en weer geslingerd worden tussen dadendrang en voorzichtigheid. Tussen autonomie en gedienstigheid. Tussen status en vernedering. Het zijn altijd schijnbaar voorwaartse bewegingen met het liefst zo verborgen mogelijk gehouden terughoudendheid. In de entourage van Ivo – en dit kan ik eigenlijk helemaal niet zeggen – is elk initiatief ook meteen het alibi voor het ontbreken van dat initiatief.

Dus als wij een aankondiging doen, dan lijkt dat eerst en vooral op het doen van een aankondiging. Tonen wij interesse in nieuw geschreven Nederlandstalig repertoire, dan lijkt dat op het tonen van interesse in nieuw geschreven Nederlandstalig repertoire. Formuleren wij de voorwaarden en vereisten voor het schrijven voor de grote zaal, dan lijken die voorwaarden en vereisten op voorwaarden en vereisten voor het schrijven voor de grote zaal.

Mijn betogen, mijn lezingen en ideeën zijn suggesties, impressies van betogen, lezingen en ideeën. Ik vink de hiaten af, blaas de leegtes en de leemtes vol. Ik beweeg mij taakbewust in het ledige en daar dij ik uit. Daar vul ik ruimtes ter grootte van de grote zalen op. Ik bedien. Ik serveer. Ik werk de bestellingen af.

En uiteindelijk – zou je zeggen – doen we dat toch allemaal; bestellingen afwerken. Natuurlijk. Maar dát kan ik als hoofd dramaturgie van Toneelgroep Amsterdam natuurlijk nooit zeggen. En dat doe ik dan ook niet. Ik kijk wel uit. Ik zeg niks. En dat is echt het allerlaatste wat ik erover kan zeggen.

Dossiers

Theatermaker zomer 2017