Voor Solo Echo, in 2012 gemaakt bij het Nederlands Dans Theater, liet choreograaf Crystal Pite zich inspireren door het gedicht Lines for Winter van Mark Strand. Op de achtergrond dwarrelt sneeuw naar beneden en in de sonates van Brahms zijn melancholische klanken van piano en cello te horen. Een groep van zeven dansers trekt in verschillende formaties van links naar rechts voorbij over het toneel of andersom. Alleen of samen, soms als trio of de hele groep. (meer…)
Het begin en het langste stuk van Smoke and mirrors van NDT2 is The grey, een nieuw werk van Imre en Marne van Opstal, de broer en zus die bij NDT1 dansen. Ze handhaven zich heel behoorlijk tussen gevestigde namen als Marco Goecke en Léon&Lightfoot. Daarmee gaat het familiesprookje door. Ook de nieuwe danstalenten van het Nederlands Dans Theater mogen er zijn. Dat laten de vier uiteenlopende choreografieën van de avond zien.
Voor de voorstelling zijn de dansers al op het podium; ze warmen zich wat op. De bewegingen die ze daarbij maken, verkennen ze verder en vergroten ze uit. Ze staan op en vinden intrigerende verwrongen balansen. Dan ontdekken ze elkaar. Begroetingen, ontmoetingen, onverwachte pasjes, gestileerde robotachtige bewegingen, het kan allemaal het begin zijn van dans met gevarieerde herhalingen. Mooi zijn ook de delen waarin een eenling tegenover een compacte groep staat die uiteenwijkt en zich weer samenvoegt.
In het eerste deel van The grey staan het ontdekken van beweging en evenwichten en het plezier daarin centraal; dat ziet er een stuk feestelijker uit dan de grijze kostuums van de dansers. Waar komt de titel van het stuk dan vandaan? In het programmaboekje laten Imre en Marne van Opstal optekenen: ‘Zoals de wolken zijn ook wij constant in beweging, in een staat van creëren… nooit zwart, nooit wit. Welke keuzes we ook maken, we bevinden ons altijd ergens tussenin. In een grijs gebied.’
Later wordt de sfeer van het stuk wat somberder. Er lijkt behoefte te zijn aan te communiceren met woorden: een van de dansers praat in de microfoon die als een wierookvat boven het toneel hangt. Onverstaanbaar – en daarmee nauwelijks minder communicatief dat de ‘toelichtende’ NDT-teksten die altijd zoveel mogelijk mogelijkheden openlaten (smoke and mirrors, zeg dat wel) – maar wel expressiever: dramatisch en gekweld.
De jonge choreografen kunnen beter uit de voeten met joie de vivre dan met somberheid. Dat lijkt me heel legitiem als je nog geen dertig bent. Een grijzemuizenstuk wordt The grey gelukkig nooit.
Dat je best voor zwart en wit kunt kiezen, laat het laatste stuk van het programma zien. Het is interessant om Sh-boom! (1994) naast The grey te zetten, omdat het ook een beginfase laat zien. Sh-boom! is een vroeg stuk van Sol León en Paul Lightfoot. Léon danste zelf nog in de eerste uitvoering ervan, Lightfoot is inmiddels artistiek directeur van het Nederlands Dans Theater.
Sh-boom! eet handig van twee walletjes. Het maakt gebruik van de aantrekkingskracht van het Amerikaanse amusement van het midden van de vorige eeuw, en zet zich tegelijk af tegen de oppervlakkigheid ervan. Kitsch en kritiek op kitsch tegelijk.
Voor het stuk begint staat Surimu Fukushi in een hagelwit pak half in de coulissen. Met een paar passen naar achter komt hij in beeld. Dan trekt hij een overmatig vrolijk showbizzgezicht, om met een paar passen vooruit weer half te verdwijnen. Dat herhaalt zich keer op keer, alsof hij een trekpop is. Het hele stuk doet trouwens een beroep op acteerkwaliteiten, en dat gaat de ene danser beter af dan de andere.
Sh-boom! bestaat uit acts die net zo kort zijn als de singletjes waarop ze gemaakt zijn. Tegenover de mannen in het wit, vaak (gedeeltelijk) in ondergoed, staan vrouwen in klassieke zwarte jurken over de knie, die verwijzen naar de satirische tekeningen van Goya uit het einde van de achttiende eeuw. Zo brengt de voorstelling de condition humaine uit twee, en eigenlijk uit alle tijden bij elkaar. Een grappig en prikkend slot van Smoke and mirrors.
Tussen de twee vroege werken die het begin van choreografische carrières markeren, zijn stukken te zien die door hun lengte al meer op etudes lijken. In Sara (2013) van Sharon Eyal en Gai Behar wordt de klassieke tegenstelling tussen individu en groep uitgespeeld. Vleeskleurig lycra probeert de dansers gelijk te schakelen, als geslachtsloze robots of aliens, maar dat lukt niet omdat ontsnappen een levensbehoefte blijft. ‘De choreografie draait om herinneringen, dromen, emoties, inspiratie, eenzaamheid, verdriet en delen.’ En dat binnen tien minuten; iets meer dan een minuut per onderwerp. ‘Het komt voort uit het onderbewustzijn, maar het is tegelijkertijd heel menselijk.’ Hoe een onderbewustzijn niet menselijk kan zijn, wordt er niet bij verteld. Intussen is de sfeer er een van bange verwachting, maar piept er gelukkig ook wat humor om de hoek.
Marco Goecke ten slotte, een van de vaste NDT-choreografen, maakte Midnight raga, een duet dat Alexander Anderson en Guido Dutilh voor het eerst aan de wereld presenteren. Goecke doet een zwaar beroep op de bovenlijven van de mannen. Midnight raga is heftig en grotesk. Opvallend is de muziekkeuze. De raga van Ravi Shankar is een helder uitgangspunt, maar vergeet de Indiase dans waar je bij deze muziek het eerst aan denkt. De dansers sidderen nerveus, solo of samen. Na de raga klinkt de blues: I’d rather go blind van Etta James. Een totaal andere wereld, maar op de beweging heeft dat geen effect. Dat kun je zien als een zwaktebod, of als een rebels ‘mijn dans is autonoom en trekt zich niks aan van muziek’ of als onderzoek naar hoe je beweging waardeert als er totaal ander geluid bij klinkt. Ik neig naar het laatste. Daarbij is Midnight raga uitstekend gedanst. Dat kun je trouwens van ongeveer het hele programma zeggen.
Foto Midnight raga: Rahi Rezvani