Tijdens Theatertext NL: neue Stimmen aus den Niederlanden werden Nederlandse theaterauteurs geconfronteerd met de significante verschillen tussen de Nederlandse en de Duitse toneelschrijfpraktijk.
Theatertext NL is een initiatief van toneelschrijver Lot Vekemans in opdracht van Dutch Performing Arts. Behalve de promotie van de Nederlandse toneeltekst in Duitsland, moet het Nederlandse toneelschrijvers de kans bieden om onze toneelschrijfpraktijk te vergelijken met die van Duitsland.
Vijf toneelteksten werden geselecteerd, die met de bijbehorende schrijvers in januari en februari op promotietour langs Deutsches Theater Berlin en Schauspielhaus Bochum gingen. De geselecteerde teksten waren De lange nasleep van een korte mededeling (Magne van den Berg), Spraakwater (Frank Siera), Bij het kanaal naar links (Alex van Warmerdam), Genesis (Sophie Kassies) en Crashtest Ibsen: Volksvijand (Joachim Robbrecht).
De teksten die in aanmerking kwamen moesten na 2000 zijn geschreven, een uitgesproken eigen signatuur hebben en de auteurs mochten in Duitsland nog geen naam en faam hebben. Bovendien moesten de teksten over een zekere ‘exportkwaliteit’ beschikken. Om verkoopbaar te zijn in Duitsland moeten teksten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Vekemans: ‘We hebben voorafgaand aan de selectie in Duitsland een aantal huizen aangedaan, om te kijken waar hun interesse ligt. Dan merk je meteen dat ze niet geïnteresseerd zijn in huiskamerdrama’s. Er moeten grotere thema’s in zitten. Het moet over meer gaan dan de wereld waarbinnen het zich afspeelt. Zo kwamen we er gaandeweg achter dat niet elk stuk dat bij ons goed werkt per definitie geschikt is om naar Duitsland te gaan.’ Ter illustratie noemt ze de tekst Kunsthart van Nathan Vecht. ‘Een tekst waar ik ongelooflijk gecharmeerd van ben, maar die een enorm Nederlandse context heeft. Dus op exportkwaliteit scoort die heel laag.’
Het begon voor Vekemans met de wens om meer teksten van Nederlandse auteurs in Duitsland gespeeld te krijgen. ‘Ik word zelf inmiddels internationaal veel gespeeld, maar er zijn altijd projecten geweest waarbinnen ik werd gepresenteerd. En ik merkte dat dat een beetje was opgedroogd. Vroeger regelde het Theater Instituut Nederland dergelijke projecten.
Ontdekken hoe de Duitse theatercultuur in elkaar zit, werd gaandeweg een steeds belangrijk onderdeel van het project. ‘Ik heb steeds in mijn achterhoofd gehad: er moet ook een gedeelte van uitwisseling zijn, van wederzijdse interesse.’
Duitse schrijfcultuur
In verhouding tot Nederland heb je in Duitsland een toneelschrijfcultuur waarbij de auteur vrij ver van de praktijk staat, legt Vekemans uit. ‘Als je als auteur wilt binnenkomen dan doe je dat via een Verlag, een uitgeverij. Dat zijn bedrijven die een contract met een auteur afsluiten en proberen het stuk aan de man te brengen.’
Dramaturg en theatermaker Florian Hellwig: ‘De uitgeverijen zijn heel belangrijk voor de distributie van stukken. Auteurs hebben in Duitsland vaak geen direct contact met theaters, laat staan met de opvoeringspraktijk. In Nederland is het zeer gebruikelijk om in duo’s te werken, bijvoorbeeld schrijver-regisseur of schrijver-dramaturg.’
De zakelijke aspecten van de beroepspraktijk verschillen in Duitsland enorm van die van ons. Ook daarin speelt de inmenging van de uitgeverijen een grote rol. Doordat in Duitsland een uitgeverij als intermediair optreedt om een stuk gespeeld te krijgen, en een tekst niet voor een specifieke groep of regisseur wordt geschreven, is het daar gebruikelijker dat een tekst door meerdere gezelschappen (tegelijk) wordt gespeeld. In Duitsland wordt overigens niet gereisd met een voorstelling: als een tekst in Hamburg wordt opgevoerd, bereikt die in principe geen publiek uit Berlijn of Bremen.
Door die gelijktijdigheid van ensceneringen vertegenwoordigt een tekst bovendien met elke adaptatie een ander standpunt. Hellwig: ‘Door een tweede enscenering kun je vergelijken. Er kan een opvoeringsgeschiedenis ontstaan. Nu wordt in Nederland elke tekst automatisch aan een enscenering gekoppeld.’
Auteurs worden in Duitsland bovendien per opvoering betaald. Als een stuk eenmaal door een aantal theaterhuizen is opgepikt, kun je er relatief snel van leven. Waarbij overigens niet de indruk moet worden gewekt dat nieuwe Duitse schrijvers het gemakkelijker hebben dan Nederlandse. De Uraufführung is erg gewild bij theaters, maar alleen als die zeer succesvol was krijgt een stuk een tweede enscenering. Nieuwe teksten van de gevestigde orde (schrijvers als Peter Handke, Dea Loher, Elfriede Jelinek) worden beduidend vaker geënsceneerd dan van nieuwe aanwas. Op dit moment is Wolfram Lotz (1981) een succesvolle jonge schrijver.
Nederlandse schrijfcultuur
In Nederland worden theaterauteurs doorgaans door een gezelschap gevraagd, of ze gaan zelf op zoek naar een producent. Magne van den Berg: ‘Wij hebben daarbij niets wat ons vertegenwoordigt. Daar heeft Nederland echt behoefte aan. Komen we weer op het aloude onderwerp: Toneelgroep Amsterdam speelt geen Nederlandse schrijvers. Dus de reclame voor ons naar buiten toe, naar het Nederlandse publiek, wordt niet door de gezelschappen gemaakt. Terwijl die juist de mogelijkheden en de middelen hebben om dat te doen.’
Het heeft ook voordelen dat je als schrijver zo nauw bij het maakproces bent betrokken, benadrukt Frank Siera. ‘Daardoor verfijnt de tekst op de acteurs en de regisseur. In Duitsland is dat minder, maar dat geeft de tekst ook een grotere universele kracht.’ Doordat de Nederlandse toneelschrijfcultuur zo met de maakpraktijk is verbonden, leveren we theaterteksten die in Duitsland nooit worden geschreven. Vekemans: ‘Magne schreef een stuk dat zich heel erg op de minimalistische vierkante millimeter afspeelt. Zoiets komt in Duitsland nauwelijks voor. Ze heeft een mime-achtergrond en is heel spaarzaam met wat ze toevoegt. Genesis is ook typisch zo’n stuk dat voortkomt uit een jarenlange samenwerking tussen regisseur Johan Doesburg en schrijfster Sophie Kassies: anders kun je niet zo’n enorm epos neerzetten. En het feit dat Joachim Robbrecht ook acteur en regisseur is, vertegenwoordigt ook een groot deel van onze schrijfcultuur.’
Een ander belangrijk aspect waarin de Nederlandse toneeltekst zich onderscheidt van die in Duitsland (en omringende landen) is dat schrijvers in Nederland, zeker vanaf Aktie Tomaat in 1969, zich in mindere mate hoeven te verhouden tot de ‘last der geschiedenis’. Hellwig lichtte dat tijdens Theatertext NL in Bochum toe: ‘Aktie Tomaat heeft ertoe geleid dat men zich losmaakte van burgerlijke opvoeringspraktijken en interpretaties. Nederlandse schrijvers halen hun inspiratie voornamelijk uit de actualiteit, terwijl Duitse schrijvers zich veel meer moeten verhouden tot de geschiedenis. De rederijkers en Heijermans hebben voor de huidige schrijfpraktijk in Nederland geen enkele betekenis. Omdat de geschiedenis minder dwingend is, was het makkelijker om zich daarvan te bevrijden en nieuwe dingen uit te proberen, met vormen te spelen. Er was geen referentiekader. Je werd niet meteen met iemand vergeleken. Dat wil echter niet zeggen dat de Nederlandse schrijvers zich niet door internationale schrijvers en theatermakers hebben laten inspireren. Stukken van bijvoorbeeld Thomas Bernhard, Peter Handke, Botho Strauss, Heiner Müller en Harold Pinter hebben een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het nieuwe Nederlandse repertoire.’
Uitwisseling
Tijdens de editie van Theatertext NL in Berlijn bezochten de schrijvers twee belangrijke uitgeverijen: Kiepenheuer en Suhrkamp. Beide gaven aan weliswaar open te staan voor nieuw Nederlands repertoire, maar het nauwelijks onder ogen te krijgen. Belangrijk hiaat is het gebrek aan vertalingen. Van den Berg: ‘Ik denk dat het heel goed zou zijn als de teksten die voor de Taalunie Toneelschrijfprijs worden genomineerd vertaald zouden worden, al zijn het alleen maar de eerste vijftien pagina’s.’
Van den Berg ziet ook een taak voor grotere festivals. ‘Ik zou graag willen dat er ruimte wordt vrijgemaakt bij het Nederlands Theater Festival, omdat dat een festival is van aanzien. Het zou goed zijn als de toneelschrijvers daar een beetje kunnen meeliften met de rest van het theater.’ Sinds drie jaar is er op TF weliswaar de Dag van de Toneeltekst. Zo’n dag kan volgens Siera ook meer internationale allure krijgen. ‘Bijvoorbeeld door die uitgeverijen uit Berlijn uit te nodigen, zodat die een indruk krijgen van de schrijfcultuur in Nederland.’
Van den Berg: ‘Nederland is heel trots op zijn regisseurs, die worden gekoesterd. Het wordt tijd dat het Nederlandse theater ook trotser wordt op de autonome theaterauteur.’
Nederlandse toneelschrijvers zijn gewend om veel en snel te schrijven, en zich daarbij in hoge mate te verhouden tot opdrachten en wensen van anderen. Door met Theatertext NL de Nederlandse toneelteksten uit hun context te trekken – niet alleen qua taal, maar ook door ze te presenteren in een omgeving waar een andere schrijf- en theatercultuur heerst – wordt de universele, autonome kracht van de toneeltekst en -schrijver benadrukt en hopelijk gestimuleerd.