Wat als het leven gewoon een slechte grap is: eentje met onnavolgbare verhaallijnen en zonder aanwijsbare pointe? In Niet mijn apen, niet mijn circus vat comedian Wim Helsen die weinig komische beschouwing over de condition humain in een voorstelling die toch probleemloos als comedy wordt binnengehapt. Il faut le faire. (meer…)
Bij de uitgang van de zaal krijg je een kleurplaat met een doosje kleurpotloodjes. Cadeautje van Thomas Smith, Britse ouders, in Nederland geboren, in België opgegroeid en inmiddels 49 jaar. Dit gegeven paard dient men vooral niet in de bek te kijken, want het is, naast slaap, het enige dat je overhoudt aan Strak, de tweede show die Smith ook op Nederlandse bodem speelt.
Bij onze zuiderburen kennen ze hem al veel langer, vooral vanwege zijn deelname aan de tv-series Foute Vrienden en Zonde van de zendtijd. De Vlaamse krant De Standaard schreef over ‘meesterlijke improvisaties’ en Wim Helsen, een gevierd landgenoot, zei over Smith: ‘Hij is zo goed dat we voorlopig geen behoefte hebben aan een tweede comedian zoals hij.’
Na anderhalf uur Strak is het een raadsel waarop deze superlatieven zijn gebaseerd. De opmerking van Helsen is dan een inkoppertje geworden, in het verkeerde doel. Inderdaad hebben wij in Nederland geen behoefte aan nog een comedian zoals Smit, want wij hebben er zelf al zoveel die de onthutsende middelmaat van hun inhoud proberen te maskeren met vorm: flair, branie, energie en leuk met publiek.
Smith is 49, hij ontdekt ineens dat hij een man is geworden die hij nooit had willen zijn. Vooruit, daar was nog wel iets van te maken geweest, dat thema. Maar hij weet het niet anders uit te werken dan met eindeloos geëmmer over trivialiteiten als een leesbril en een losse dakpan. Een goede grap is in geen velden of wegen te bekennen. Met een verhaal over muzikale helden die bij nader inzien als mens klootzakken blijken te zijn, komt er eindelijk een originele gedachte. Na een uur. Het schuurt verder nergens, niks zet aan tot denken, het is allemaal brave, ongevaarlijke prietpraat. Zijn babbeltjes met de mensen op de voorste rij zijn hemeltergend infantiel en hij schmiert zich een ongeluk om maar leuk over te komen. Met veel geluidjes, maniertjes, lachjes, een dansje en een raar loopje. Daarvoor hoeven we geen import uit België.
Als cabaret- en comedykijker ben ik me gaan afvragen of er hier misschien sprake is van een ‘kloof’. En welke soort kloof dat dan kan zijn. Cultuurkloof? De generatiekloof kan het niet zijn. Smith is een mede-oudere jongere en ondergetekende heeft ook ooit een bril gekocht bij de optiekwinkel. Misschien de verkeerde, want ik heb die ‘meesterlijke improvisaties’ die deze aimabele Vlaming in huis zou hebben, niet waargenomen.
Het zal de humorkloof zijn.
Foto: Pretpraters
Geachte heer Buurman,
Ik zal hier het aantal sterren dat u aan Thomas Smith gaf niet betwisten, maar de toon van uw recensie is niet netjes, en geeft slechts voeding aan de kunstvijandigheid die er heerst. Daarbovenop komt nog het benepen provincialisme van de term import – prietpraat.
U neemt bij uzelf een humorkloof waar. Die waarneming leidt tot de vraag of u de juiste persoon bent om een objectieve recensie over deze voorstelling te schrijven.
Enkele maanden geleden zag ik Thomas Smith een moeilijke zaal finaal plat spelen, en dat kan ik weten want ik stond voor hem in de line – up. Thomas is een vakman die het publiek laat lachen. Dat is beter dan een artiest pijn bezorgen zoals u met de onnodig harde toon in deze recensie doet.
Vriendelijke groet, Arie Vuyk