Er zijn niet veel mensen wier geboortenaam uitermate treffend bleek te zijn voor de karakterisering van hun leven. De op 14 december in Den Haag overleden Gérard Lemaître was echter absoluut één van hen. Want een meester was hij, als danser en als mens.
Door: Ine Rietstap
Hij mag dan in Frankrijk zijn geboren (Parijs, 1936) en getogen, in Nederland kwam dat meesterschap tot grootste bloei. Hij arriveerde hier in 1960 met zijn vriend, de choreograaf en danser Hans van Manen. De jonge Fransman werd een van de meest geliefde en vooraanstaande dansers van het een jaar daarvoor opgerichte Nederlands Dans Theater, het gezelschap waaraan hij tot zijn dood zeer nauw verbonden bleef (ondanks een gedwongen onderbreking van negen jaar).
Het gevarieerde, eigentijdse NDT-repertoire paste Lemaître als een elegante haute-couturehandschoen: de artistieke leiding en de bevlogen, gedegen klassiek getrainde en gedisciplineerde dansers stonden immers welwillend tegenover de golf van nieuwe dansontwikkelingen die de internationale danswereld in de jaren zestig overspoelde en ook Lemaître’s danstechnische gaven lagen niet echt in een strikt klassiek repertoire.
Zijn aangeboren gevoel voor het totale theatergebeuren en vooral de stijlvolle wijze waarop hij zijn manier van dansen een uitgesproken karakter wist mee te geven, pasten perfect in de werkwijzen van de NDT-choreografen. In zijn bewegingen werd altijd de emotionele spanning waar een choreografie om vroeg weerspiegeld. Er was nooit sprake van louter en alleen een fysieke prestatie.
In Hans van Manen vond Lemaître de choreograaf die als geen ander zijn speciale talenten herkende en naar buiten wist te brengen – mede denk ik door hun diep gedeelde gevoel voor vakmanschap, eigenzinnigheid, relativeringsvermogen en bovenal humor.
Het Nederlandse danspubliek en zijn danscollegae vielen – heel terecht – als een blok voor zijn charme, bescheidenheid, altijd aimabele gedrag, vaak kwajongensachtige presentatie, precisie en zijn feilloze gevoel voor details, ritme, timing, dynamische nuancering en gebruik van ruimte.
Lemaître was geen in zichzelf gekeerde danser; hij straalde op het toneel een natuurlijke zelfverzekerdheid uit, was zich zeer bewust van wat er rondom hem afspeelde en wilde duidelijk zijn grote passie voor dans met zijn publiek delen. En oh, wat waren het vaak fantastische optredens, in werken van zo totaal verschillende choreografen als Mats Ek, Jennifer Muller, Glen Tetley, John Butler, Anna Sokolov, Hans van Manen en Jiří Kylián.
Ze blijven voor altijd op mijn netvlies en in mijn hart gegrift. En wat is het jammer dat de huidige generatie zijn manier van dansbeleving nooit heeft gezien en kon zien, want dansers als Lemaître bleken gewoonweg niet meer aantrekkelijk voor hedendaagse choreografen.
Lemaître’s dansleven kende een zeer zwarte periode. Na een (vanwege zijn leeftijd) gedwongen ontslag verliet hij NDT in 1982 en begon voor hem een ‘podiumloze’ tijd. Hij probeerde van alles, ging lesgeven, werd balletmeester, begon een restaurant, maar hij kon zijn draai niet vinden en keerde terug naar zijn geboorteland. ‘Ik kan niets anders dan dansen’, zei hij in interviews in die tijd. Wel kreeg hij het idee om een dansgezelschap voor oudere dansers op te richten. Voor de goede orde: dansers van 35-plus worden als oud ervaren en mogen daarom als ze 38 jaar zijn worden ontslagen. Dat hoeft niet, maar hun mogelijkheden om op te treden worden zeker beperkter.
Het idee vond in Frankrijk geen weerklank, maar in Nederland wel. Jiří Kylián, de artistiek leider van NDT en de man die in 1982 geen werk meer voor hem had, omhelsde het idee en zo werd in 1991 een nieuwe groep – NDT3 – opgericht met Lemaître als danser en artistiek directeur (een functie die hij na twee jaar opgaf). In 2006 werd dat unieke, succesvolle en artistiek zo interessante gezelschap opgeheven en kwam er een definitief einde aan Lemaître’s lange danscarrière. Overigens niet aan zijn grote liefde voor de danskunst. Hij bleef in Nederland en werd een trouwe en oprecht geïnteresseerde bezoeker van zowel kleine als grootschalige dansvoorstellingen. Zijn laatste bezoek was aan Coppelia van Het Nationale Ballet op 10 december in Amsterdam, waar hij vol lof over de dansprestaties was.
Vier dagen later overleed hij – de ‘Meester’, de Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (1982), de winnaar van de Prijs van de Nederlandse Dansdagen (1994), de Officier van de Franse Ordre des Arts et des Lettres (1998).
De Nederlandse danskunst is hem veel, heel veel dank verschuldigd.