Twee reusachtige schildpadden staan op het Heerlens festivalplein klaar. Een kleine jongen en een wat groter meisje zitten glunderend op zadels op de schilden. Ze zijn klaar voor de schildpaddenrace! Achter hen twee antieke fietsen met groot voorwiel en klein achterwiel. (meer…)
Jorinde Keesmaat is een jonge, Nederlandse, maar nu vooral in Amerika werkzame, operaregisseur. Zij zegt van zichzelf dat zij twee generaties jonger is dan componist Louis Andriessen (uit 1939) en zij wil even vrij met zijn werk om kunnen gaan als zij bijvoorbeeld bij Mozart zou doen.
Ze werd in New York, bij het Center for Contemporary Opera, waar zij drie jaar ‘director-in-residence’ is, gevraagd om Odysseus’ Women van Louis Andriessen te regisseren. Omdat dit maar een vrij kort stuk is – in 1995 door hem geschreven voor choreografe Betty Blankert – , kwam zij op het idee het te combineren met een andere compositie van Andriessen over een vrouw: Anaïs Nin, uit 2010.
Anaïs Nin is een gezongen monoloog vernoemd naar de tussen de twee wereldoorlogen in Parijs wonende Amerikaanse danseres en schrijfster, en werd door Andriessen speciaal geschreven voor de Italiaanse zangeres Christina Zavalloni. Maar de Amerikaanse mezzosopraan Augusta Caso blijkt het heel goed tegen haar op te kunnen nemen.
Jorinde Keesmaat doet echter nog iets meer dan het combineren van twee heel verschillende composities. Er komt nog een derde element bij: lange reeksen korte dagboekfragmenten van Anaïs Nin, geput uit haar Liefdesjournaal; Het ongekuiste dagboek 1932-1934. Deze teksten worden door Augusta Caso life gezegd, terwijl zij midden in de zaal bijna naakt onder een tafel verstrikt zit in de plastic wandjes van een minilabyrint.
Om haar heen bewegen vier jonge vrouwen – Katharine Dain, Bauwien van der Meer, Lisa Willems en Petra Ehrismann – in vrij tuttige, ongemakkelijke en te strak zittende kleding. Ze zingen alle vier prachtig op de slepende en zuigende muziek die Louis Andriessen heeft geschreven om de vier vrouwen uit Homerus’ Odyssee die verliefd zijn op Odysseus te portretteren: de gevaarlijke tovenares Circe, de verliefde nimf Kalypso, de verleidelijke Sirenen en het prille meisje Nausikaä. Aan het einde van de voorstelling kleden ze eerst Augusta Caso uit en komen daarna ook zelf geheel naakt weer op uit vier hoeken van de zaal.
De dagboekteksten van Anaïs Nin vormen een sterk contrast met hun verhalen, en vullen ze ook aan. Anaïs Nin houdt zoveel van haar vader dat die haar naakt in bad mag fotograferen en later verleidt zij hem tot een incestueuze relatie met haar. In haar relaties met andere, vaak beroemde mannen, zoals Antonin Artaud en Henry Miller, duikt het beeld van haar vader steeds weer op. Was zij haar vaders ideale vrouw en hij haar ideale man? Werd haar leven hierdoor verpest of juist verrijkt? Louis Andriessen heeft deze teksten in elk geval op sterke, vrolijke, genuanceerde muziek gezet, door Augusta Caso met grote hartstocht gezongen en door het muziekensemble Nieuw Amsterdams Peil van pianist Gerard Bouwhuis en violiste Heleen Hulst en verder vooral veel blaasinstrumenten glashelder en met veel verve gebracht.
Maar de gesproken dagboekfragmenten bevatten ook nog andere interessante passages, waarin Anaïs Nin zich afvraagt wat mannelijk en wat vrouwelijk is. Zij ziet de man als de productieve, scheppende, creatieve kracht, die zich steeds weer bij een vrouw kan opladen, en de vrouw als de ontvangende, passieve, zorgende, maar ook inspirerende en leven barende persoon. Dat was in 1932 misschien een progressievere visie dan nu, 85 jaar later, nu vrouwen juist zo creatief kunnen zijn dat ze bijvoorbeeld ook deze voorstelling maken, die nu eenmalig in Nederland is te zien.
Het is zeker een heel spannende voorstelling, ook al valt er wel iets op aan te merken. Ik heb me afgevraagd of het veelvuldige gebruik van naakte meisjeslichamen nu een teken is van vrouwelijke kracht of zwakte. Het is natuurlijk beide: deze blootheid toont hier tegelijk kwetsbaarheid en kracht. Toch zou je je kunnen afvragen af of de sterke muziek en zang deze toevoeging wel nodig hebben. Bijzonder is wel dat Jorinde Keesmaat zich afzet tegen de Louis Andriessen uit de jaren zeventig, maar daarbij nu juist teruggrijpt op de vormentaal uit die tijd.
Foto: A. de Nijs