Het is een bijzonder en waargebeurd verhaal: zo’n 1200 jaar geleden, in de achtste of de negende eeuw, gaf de Sultan van Bagdad een albino olifantje aan Keizer Karel de Grote. Een vredelievend gebaar en een bevestiging van handelsbetrekkingen tussen Moslims en Christenen. Het is bijna onvoorstelbaar dat ruim een eeuw later de kruistochten zouden beginnen die voor zo veel leed zorgden. (meer…)
‘Heeft een oeroude kunstvorm als opera nog wel zin in hoogtechnologische tijden?’ Die vraag staat centraal in het tweedaagse TechTrip Festival, georganiseerd door de Nederlandse Reisopera, muziektheatergezelschap Het Geluid Maastricht en Universiteit Twente.
In de hoofdvoorstelling van het festival, Les nuits d’été, wordt een antwoord gezocht in de combinatie van Berlioz’ liederencyclus, dans, filmprojecties, theater en drones. Het resulteert in een te lange voorstelling waarin de verschillende elementen vooral los van elkaar staan. Op de sporadische momenten dat zij elkaar wel vinden, doen ze dat op clichématige wijze.
Een gemiste kans, want – ondanks het stoffige imago – is opera van oudsher het genre bij uitstek dat traditie aan vernieuwing koppelt en moderne technologie zeker niet schuwt. Het beroemdste voorbeeld is Richard Wagner, die met zijn eigen theater in Bayreuth een op dat moment ongekende virtuele realiteit creëerde. Niet alleen door het orkest onzichtbaar te maken, maar bovenal door optimale zichtlijnen te bieden én de zaal te verduisteren zodat het voor het publiek onmogelijk werd ergens anders naar te kijken dan naar de handeling op het podium.
Meer dan een eeuw later zijn filmprojecties bij operavoorstellingen gemeengoed, en verlegde Michel van der Aa (een van de sprekers tijdens het festival) keer op keer de grens van wat technisch mogelijk is. Eerst met de deels live gefilmde opera After life, daarna met Sunken garden, de eerste grote opera met 3D-filmbeelden, en recentelijk met Blank out, waarin met drones gefilmde 3D-opnames worden gecombineerd met zangers op het podium én live gefilmde 3D-beelden.
Wie tijdens Les nuits d’été dergelijke technologische hoogstandjes verwacht, komt bedrogen uit. Ja, er vliegt na ongeveer vijftig minuten anderhalve minuut een drone door de zaal waarvan de beelden te zien zijn op een groot scherm. Hij landt en even later vliegt hij weer weg. Bij elkaar ongeveer twee minuten in een voorstelling van ruim anderhalf uur. Bij het slotapplaus vliegen er ook nog twee kleine drones – waarvan een neerstort. En we zien gedurende de voorstelling, naast door een gewone camera live gefilmde beelden, ook eerder met een drone gemaakte opnames. Niet meer, niet minder.
Het valt te prijzen dat de makers niet hebben toegeven aan de verleiding om deze voorstelling vooral vol te proppen met wat allemaal kan. De techniek neemt zo het verhaal niet over. Al gaat het verhaal hier jammer genoeg alsnog gebukt onder de sporadische middelen die wel ingezet zijn, omdat er nogal schematisch is gewerkt, de techniek hooguit dubbelt met de handeling en daar weinig meer dan afgezaagde beelden aan toevoegt.
Centraal in de voorstelling staan twee verpleegkundigen. Zij vertellen over hun afwisselend zware en routineuze werk en hoe zij daaraan proberen te ontsnappen. De een door de kick op te zoeken van graffiti, de ander door niet de kortste route naar huis te nemen. De een duikt in ‘de urban jungle’ en computerspelletjes, de ander probeert daaraan te ontsnappen door op de fiets of de scooter de natuur in te rijden. Ze vertellen beiden over een recent sterfgeval op de afdeling. Hij over een man die tijdens zijn leven werkzaam was in het ‘geluidslab’ van Phillips, van daaruit de hele wereld zag veranderen en op zijn sterfbed verlangt naar oude opnames, zij over een vrouw die op haar sterfbed verlangt naar oude gefilmde familiebeelden. Geluid versus beeld.
De mannelijke verpleegkundige vertelt ook hoe hij meerdere malen in levensgevaarlijke situaties terechtkwam bij het vervolmaken van zijn tag, zij raakt daadwerkelijk betrokken bij een scooterongeluk en belandt in coma op de IC van haar eigen ziekenhuis. Daar beleeft zij, even hersendood, een moment van verhoogd bewustzijn, verlaat haar lichaam – de drone stijgt op… In de toelichting schrijven de makers: ‘De out of body experience is ons sinds kort allen bekend. De drone geeft enerzijds schoonheid maar boezemt door zijn vervreemdende perspectief ook angst in.’
Dit vervreemde perspectief zien we voortdurend op een van de schermen. Alleen: het is niet vervreemdend, en boezemt al helemaal geen angst in. Want terwijl we op het speelvlak – vrijwel de hele vloer van het Enschede Muziekcentrum – een welnesscentrum zien, bieden de droneprojecties juist zeer vertrouwde beelden. Van een oud fabrieksgebouw, van het interieur van een tweedehands meubelwinkel, van de zaal zelf, en, op het moment dat het derde lied van Les nuits d’été klinkt (‘mijn liefste is gestorven’), een begraafplaats in de bossen. Het beeld is hier weinig meer dan achtergrondbehang.
Op eenzelfde wijze versterken beeld, handeling en zang elkaar de hele avond niet. Ze lopen elkaar eerder in de weg. Berlioz’ prachtig gezongen liederen sneuvelen zelfs volkomen onder omdat ze versnipperd worden uitgevoerd, terwijl de acteerrol van Johane Ansell (zij verplaatst wat handdoeken in het welnesscentrum) volkomen losstaat van de overige handeling. Die handeling is in verhouding tot het muzikale deel hier bovendien veel te lang en zit vol met clichézinnen als ‘Het is pijnlijk terug te keren naar het lichaam’ en pseudodiepzinnigheden als ‘wie heftig werk doet, heeft ook een heftige uitlaatklep nodig’.
Met deze voorstelling willen de overwegend jonge makers te veel en dat bovendien allemaal tegelijkertijd. Ook het danselement voegt niets toe, leidt hooguit af. Dichi Wit overtuigt als actrice, maar haar co-acteur (en mederegisseur) Gable Relofsen is te filosofisch afstandelijk óf geforceerd boos en springerig – en overtuigt daardoor geen moment. Zo komt de beoogde samensmelting van kunst en techniek eh, geen moment van de grond, in tegenstelling tot andere presentaties tijdens het festival.
‘Heeft een oeroude kunstvorm als opera nog wel zin in hoogtechnologische tijden?’ Jazeker. De operageschiedenis bewijst dat technologie het genre niet in de weg staat. Maar niet door voorspelbaar en gehaast alles maar bij elkaar te gooien. Deze zeer getalenteerde jonge makers kunnen veel beter. Want als de tekst bekort was tot fragmenten van pakweg twee minuten tussen de liederen en de beelden verder het verhaal zouden vertellen, dan was het resultaat veel beter geweest. Dat vraagt een goede dramaturg. Helaas is daar na alle bezuinigingen vrijwel nergens budget voor.
Foto: Sofie Knijff
Helemaal eens met deze recensie! Zeker omdat er voorbeelden genoeg zijn van prachtige integraties van techniek en muziek in voorstellingen en concerten, waarbij de zgn. high-tec toevoegingen, zowel technisch als op artistiek gebied ver achterlopen op de theater- en concertwereld.
Iemand die perfecte verf ontwikkeld is nog geen schilder. Beheerst niet de techniek en heeft niet het beeldend vermogen. Op de UT wordt er gewerkt aan prachtige high-tec ontwikkelingen op erg hoog niveau. … maar dit is een ander vak. Dat kon je misschien ook niet van hun vragen. En tijdens de voorbereiding en ontwikkeling van deze voorstelling moet dit gezien zijn.
Het eindresultaat doet helaas zowel de UT als de andere partijen geen eer aan. En het is te makkelijk om nu te zeggen: Dat was juist het experiment. Het is, zoals de resecent beschreef, allang bewezen dat het kan!