Bosch Beach van LOD muziektheater mist dramatische spankracht en diepgang, waardoor het allemaal onze koude kleren niet raakt**
Als een roulettewiel draait Bosch’ De zeven hoofdzonden. Telkens als het stil staat, gaat een ‘luik’ van het schilderij open en zien we die hoofdzonde gespeeld. Het gaat allemaal in een moordend tempo, en toch is elke scène compleet anders. Het is slechts één van de hoogtepunten van een overrompelende theaterervaring.
Het is vaker gedaan: schilderijen door middel van animatie in beweging brengen. Maar filmmaker Ange Portier zorgt samen met het Deense Theater Republique en de acrobaten van Les 7 Doigts de la Main voor de overtreffende trap. Door meerdere filmlagen te combineren met live actie ontstaat zonder de noodgreep van de 3D-bril een ongekend ruimtelijke ervaring van de beroemdste schilderijen uit de kunstgeschiedenis. Geluidseffecten en muziek spelen daarbij een belangrijke rol.
De voorstelling begint en eindigt met het sterfbed van Jeroen Bosch en De Tuin der Lusten. Maar na een paar minuten wordt de voorstelling onderbroken door een hoogleraar kunstgeschiedenis die het publiek meeneemt naar de collegezaal. Van de hak op de tak springend wijst hij op details. Het lijkt even een storende onderbreking, maar blijkt al snel een zeer functionele tweede verhaallijn wanneer zijn levenslange speurtocht naar Bosch oplost in wat we te zien krijgen. De door twijfels geplaagde hoogleraar heeft uiteindelijk de antwoorden ook niet, verdwijnt meer en meer in de schilderijen en valt samen met de schilder.
Daarbij krijgt hij niet alleen gezelschap van de sterk door Bosch beïnvloedde surrealist Dali, maar ook van ‘lizard king’ Jim Morrison, wiens The ship of fools overduidelijk is geïnspireerd door Bosch’ Narrenschip. Als terugkerende grap begint de hoogleraar tweemaal op een ongepast moment dat lied te zingen. Zijn dochter, die aan de andere kant van de wereld zijn toespraak ter gelegenheid van de opening van het Jeroen Boschjaar bekijkt, krijgt amper de kans zich te schamen. De nieuwsuitzending die zij ziet, schakelt meteen door naar oplaaiende gevechten in een niet bij naam genoemd gebied. Wat volgt is een angstaanjagende verbeelding van de hel, met veel gespring, geklauter en – net als in de hele voorstelling – zo perfect getimede acrobatiek, dat het moeiteloos lijkt.
De focus op de kleinste details is tachtig minuten lang magistraal en speels. Als van de beroemde hooiwagen uit het Hooiwagen-triptiek een wiel afbreekt, rolt dat tot op de seconde nauwkeurig het podium op en vormt de basis voor de volgende scène. De stampers van een bloem worden de steunen voor een balanceeract, de hangende sleutel… enfin, de lijst is eindeloos. Ook muzikaal, want Riders on the storm gaat niet simpelweg vergezeld van onweer- en regeneffecten, maar gaat ongemerkt over in een pianokwintetbewerking gevolgd door een heuse Doors-medley. En is Tom Waits’ Way down in the hole ooit beter gebruikt?
In het visuele en technologische spektakel sneeuwt het circustheater bijna onder, of beter: wordt ‘gewoon’ doordat de beelden van Bosch zo uitvergroot nog spectaculairder zijn. Een grote kracht van Bosch Dreams is dat al die moderne techniek louter ingezet wordt om het onmogelijke mogelijk te maken, daarbij gebruik makend van het hele podium, inclusief voortoneel. Maar wat deze voorstelling echt bijzonder maakt, is dat er bovendien wel degelijk een verhaal wordt verteld.
Wat zien we nu eigenlijk? De laatste koortsachtige dromen van Jeroen Bosch, de wanen van een hoogleraar, een LSD-trip van Jim Morrison of wat wij zelf denken bij het zien van een schilderij van Jeroen Bosch?
Allemaal. En meer. Dit is geen simpel plaatjesboek. Want heel subtiel laat de voorstelling ook zien dat zowel de kunstenaar als zijn of haar duider of publiek het ook niet weten. Dat dit niet erg is. Je moet het zelf zien, zelf ervaren, zelf conclusies trekken en vragen stellen. Blijven stellen. De antwoorden weer bevragen. Zo valt Bosch Dreams behendig samen met de schilderijen van Bosch en is het resultaat de gedroomde les kunstgeschiedenis die de categorie ‘circustheater’ ver overstijgt.
Foto: Per Morten Abrahamsen