De Vlaamse regering redt meerdere theaterinstellingen die hun subsidie voor het komende kunstenplan (2023-2027) dreigden te verliezen. Vlaams minister van Cultuur Jan Jambon verhoogt de Vlaamse kunstsubsidies met een structurele 25,3 miljoen euro, waardoor onder meer Het Toneelhuis, Needcompany en het TheaterFestival Vlaanderen verder kunnen. Jan Fabres Troubleyn krijgt geen geld meer van de Vlaamse overheid. (meer…)
Een kleurrijk bed van bloemen prijkt als een graftombe in de Amsterdamse Nieuwe Kerk. Het zeventiende-eeuwse orgel speelt indringende hedendaagse muziek van componist Bernard Foccroulle. De bloemenweelde van gladiolen, gerbera’s en chrysanten komt golvend tot leven. Dood, muziek, De Nieuwe Kerk als plek waar beroemde doden begraven liggen: het komt samen in de installatie Preparatio mortis (2005-2010) van de Belgische kunstenaar Jan Fabre (Antwerpen, 1958).
Na Mart Visser en Krijn de Koning vervult Jan Fabre de rol van Kerkmeester, een interessant project waarin De Nieuwe Kerk het gebouw voor een maand in handen geeft van een bekende kunstenaar uit binnen- en buitenland. Fabre brengt reeds bestaand werk in de kerk, zoals de film Requiem für eine Metamorphose, Lancelot en de sculptuur Zal hij voor altijd met aaneengesloten voeten staan uit 1997. Dit werk waarin op duizelingwekkende wijze wit engelenhaar golft uit de helm van een harnas staat stralend in het door een gouden hekwerk omrankte koor. De ridder staat op een bed van prachtkevers. De aanblik is meer dan bijzonder (hoewel ik ernstige morele bezwaren heb tegen de miljoenen kevers die ten gunste van Fabres werk worden gedood, maar dit terzijde).
Voor Fabre is de kerk een ‘denkmodel’. Hij wil met zijn werk op deze ‘spirituele plaats’ waar leven overgaat in de dood het taboe van de dood doorbreken. De plek die hij kiest is juist een plek waarin de dood alomtegenwoordig is en zelfs, in praalgraven, wordt gevierd. Dus deze gedachtelijn gaat niet op. Ook het doden van de kevers ten gunste van zijn kunstwerken is in het teken van dit project dubieus. Fabre deed dat al eerder; zijn expositie L’ange de la métamorphose (2008) in het Parijse Louvre telde tal van kunstwerken met dekschilden van juweelkevers. In De Nieuwe Kerk wordt geen taboe doorbroken, helaas. Dat neemt niet weg dat de beeldtaal van Preparatio Mortis bijzonder is. Danseres Lisa May komt langzaam tot leven uit het bloemengraf; eerst dringen oneerbiedige associaties zich op met Keukenhof en bloemencorso. Maar de kracht van het danstalent van May maakt veel goed.
Het eerste wat we van haar zien is een hand die oprijst uit de bloemen. Geleidelijk bevrijdt de danseres zich van haar bloemenkleed en geeft ze een beweeglijke, sierlijke performance die steeds heftiger wordt. Met haar felle bewegingen, rollend over de grond, zwiepend met armen en benen, knakt ze de bloemen. Ze smijt de chrysanten en lelies in het rond, doodsbloemen zijn het. Ze tooit zich ermee, maakt wellustige bewegingen met de bloemen tussen haar benen; het is erotiek en dood ineen. Ik dacht aan Ophelia in Hamlet die de dood vindt terwijl ze bloemen uit het water plukt.
In het tweede deel van deze doodsvoorbereidingen ligt ze in haar glazen doodskist en dwarrelen vlinders om haar heen. Nu is ze naakt. Ze is gevangen als een levende dode in haar kist. Langzaam begint de zware geur van geknakte en gekneusde bloemen bezit te nemen van De Nieuwe Kerk. Ondanks de zwaarbeladen symboliek, de niet eens oorspronkelijke expressie van eros en thanatos, is Preparatio mortis dankzij de inventiviteit en souplesse van Lisa May een boeiende ervaring, verrijkt door de meer dan schitterende orgelmuziek.