Je zou denken, de vlag kan uit, het feest kan beginnen en de levens van de vier leden van het gezin Mortier kunnen weer worden opgestart. Dochter Gaya (Kaatje Kooij) is na zeven jaar doodziek te zijn geweest, ‘schoon’ verklaard. Tegen alle verwachtingen in; iedereen hield rekening met haar sterven. (meer…)
Het toneel is op de keurig ingepakte koffers op de voorgrond na leeg. Links en rechts zien we een verwrongen vangrail. Hier is iets of iemand uit de bocht gevlogen, zoveel is nog voordat de voorstelling begint duidelijk. Honderd minuten later blijkt dat vier topactrices op indrukwekkende wijze niet zozeer een auto-ongeluk, maar een rammelend en op automatische piloot geschreven stuk tot een goed einde hebben weten te brengen.
In verschillende interviews voorafgaand aan de première gaf gelauwerd toneelschrijver Peer Wittenbols aan de klacht van actrices dat er weinig interessante vrouwenrollen worden geschreven worden te onderkennen. In Winterbloemen daarom vier vrouwelijke hoofdrollen. Twee daarvan carrièrevrouwen. De eerste bewust kinderloos, maar zij kan er maar niet over uit dat haar Harald haar uit het niets verliet. Ze neemt een veel jongere lover, maar wil zich absoluut niet aan hem binden. Geen gedoe. Alleen ‘lachen en seksen’.
De tweede is na vele eerdere mannen getrouwd met een lieve sukkel, maar ze kunnen geen kinderen krijgen. Dat ligt niet aan hem, maar aan haar. De derde is een jeugdvriendin. Gelukkig getrouwde huisvrouw, met kinderen, maar met enorme financiële problemen, want haar loodgieter kan niet opboksen tegen al die goedkope arbeiders uit Polen en noem maar op. De vierde is de halfzus van de tweede. Zij wordt juist oma. Samen gaan ze op weg naar een wellness oord in Wallonië. Vooraf bepalen ze waarover het dit weekend vooral niet mag gaan: opvliegers, Harald, kinderen, ontharingsmethodes…
Al even schematisch worden de afwezige mannen ingevuld: verliefde jonge minnaar, man die zomaar weggaat, pensionado zonder libido, man die gemakkelijk elders wel kinderen kan krijgen maar toch blijft, man die zijn gezin niet kan onderhouden. En dan hebben we, om het rijtje compleet te maken, nog de vader van beide halfzussen, die de moeder van de een verliet voor de oppas en daarmee aan een tweede leg begon.
Natuurlijk blijkt al snel dat de vriendinnen jarenlang irritaties hebben verzwegen, zelfs nog voor het auto-ongeluk in de sneeuw dat ze al mobiel bellend met elkaar krijgen. Nadat eenieder zich van de vangrail heeft geplukt, wonderwel ongedeerd ondanks de frontale botsing, heeft echter niemand bereik. Dan maar naar de snelweg lopen en daar een praatpaal zoeken. Geen idee waarom zelfs op die snelweg er geen bereik is, daar belden ze immers nog volop.
Ondertussen wordt een dode zwaan voor een kind aangezien, komt veel oud zeer boven, worden vriendschappen hechter danwel breekbaar en gaat de fles rond. We horen zowel jeugdige onschuld, middels een op onverklaarbare wijze opeens aanwezig cassettebandje van een jonger zelf, als de sterfelijkheid, in een vermakelijk pseudo-grafrede. Aan het eind is er de suggestie dat allen wél bij de botsing zijn omgekomen. Maar dat kan ook onderkoeling zijn. Of de genuttigde drank.
Het is dit slimme ambigue einde dat Winterbloemen op de valreep een extra dimensie geeft en Wittenbols is vakman genoeg om deze nieuwe toneeltekst weer vol behendige wendingen, taalvondsten en onverwachte emotionele uitbarstingen te presenteren. Maar het is alsof Theatergroep Suburbia en de schrijver, verbaasd door het enorme succes van het commerciële Opvliegers, nog voordat die makers met hun vervolg Opvliegers in de sneeuw komen, zelf een mengeling van Gooische Vrouwen, Toren C en allerhande soaps op de planken wilden brengen.
Wittenbols schreef immers eerder een vele malen betere tekst over mensen aan elkaar overgeleverd worden met Liefdeslied, fenomenaal over ouder worden in Vette dinsdag. Hier vervalt hij in gemakzuchtige herhaling. En Suburbia opende ook vorig theaterjaar al met gestrande reizigers in Nachtvlucht. Het is logisch in onzekere tijden – de subsidie voor Theatergroep Suburbia staat ondanks een positieve beoordeling op de tocht – te kiezen voor een veilige koers, geïnspireerd door succesvol theater. Op de langere termijn is dat echter fnuikend.
Het is aan Lot van Lunteren, Susan Visser, Astrid van Eck en Anneke Blok te danken dat Winterbloemen overeind blijft. Want hoe schematisch ingevuld het stuk ook, zij spelen de personages overtuigend. Maar in deze setting bijeen gegooid zijn zij ondanks alle onderlinge chemie al snel ook strompelend, op zoek naar een vluchtstrook.
Foto: Ben van Duin
Vreemd om Suburbia een veilige koers te verwijten. Dit gezelschap zoekt altijd avontuur met veelal nieuwe teksten. Bovendien staat de keuze voor deze productie die natuurlijk al twee jaar geleden is gemaakt, los van het subsidiebesluit.
Wat een insinuaties! Gruwelijk! ‘Jammer dat Mondriaan alweer een paar lijnen en dezelfde kleuren gebruikt… terwijl hij in vroeger jaren zo wonderschoon figuratief te werk ging..’. Gek genoeg prijst de recensent het vakmanschap maar maakt hij tegelijk het stuk helemaal af. Ook al in de recensie over ‘de andere kant van de brug’ staan ongelofelijke uitspraken. Het lijkt me beter dat de recensent zelf toneel gaat regisseren, acteren en of schrijven. Blijkbaar heeft hij heel goed in zijn hoofd hoe het zal ‘moeten’ zijn. ‘Echt’ kijken proberen de codes te ontleden en zich afvragen waarom nepaalde keuzes gemaakt worden lijkt te veel gevraagd te zijn. Het verschil tussen recensent en columnist begint nihil te worden.
Tsja, zoveel mensen, zoveel meningen. Wat is de bovenstaande recensie derhalve nog waard?
Zelf kijken, zelf beleven is en blijft het devies.
Ha Henri,
ik had al zo’n gevoel dat je over de op de tocht staande subsidie zou beginnen. Maar jij en ik weten toch donders goed dat Peer twee jaar geleden al is benaderd, want zo gaat dat met vierjarenplannen. Die subsidie heeft niets te maken met een al dan niet veilige koers. Een drogreden dus.