Let op: voor je het weet zijn ze voorbij. De drie korte solo’s die Het Nationale Ballet achter elkaar presenteert als The Prometheus Project duren samen niet langer dan 7’42”, inclusief credits en aftiteling. Deze dansfilm is de enige alternatieve bijdrage van het gezelschap aan het online programma van het Holland Festival, nu het oorspronkelijke HF-programma door de coronamaatregelen is gecanceld. (meer…)
Het derde deel van de internet-trilogie van Urland is een verrassend transparante voorstelling geworden, waarin de ritualiteit en abstractie van de eerdere delen minder sterk aanwezig is.
Performance-collectief Urland (bestaande uit Ludwig Bindervoet, Thomas Dudkiewicz, Marijn Alexander de Jong en Jimi Zoet) blonk de laatste jaren uit met vervreemdende, bijna mystieke performances, waarin de opkomst van het internet en technologie in brede zin een belangrijke rol speelde. In MS-DOS/Prometheus geketend werkten de heren samen met choreograaf Rita Vilhena, wat een bewegingsperformance opleverde waarin interessante verbindingen werden gelegd tussen ritualiteit en moderniteit, en tussen het verhaal van Prometheus en het begin van de digitalisering. En in Explorer/Prometheus ontketend, een collaboratie met het op virtual reality gerichte gezelschap CREW, onderzocht het collectief de impact van virtuele identiteiten op ons zelfbeeld, door de performance grotendeels in een digitale realiteit te laten plaatsvinden. Beide stukken (en ook de eerdere voorstellingen van het gezelschap) kenmerkten zich door een hoge abstractiegraad; het was theater als ervaring, niet zo zeer direct verhalend als wel intuïtief tastend, een collectieve onderdompeling in een specifiek perspectief.
Aan het begin van Internet of Things/Prometheus de Vuurbrenger lijkt Urland deze stijl voort te willen zetten. Na een voice-over van Dudkiewicz die het publiek in de juiste mindset brengt onthult zich op het midden van het podium de Fanuc S-500, een programmeerbare robotarm die onder begeleiding van de soundscape van Zoet een begoochelende choreografie inzet. De bewegingen schakelen van machinale efficiëntie naar meer menselijke impulsen; terwijl de S-500 enkele geometrische objecten op zuilen zet maakt hij (zij? het?) tussendoor lijnen en parabolen die triomfantelijk lijken, of zelfs spottend, alsof hij op zijn overduidelijke superioriteit wil wijzen.
De cirkel, het vierkant, de driehoek en het icosahedron op het toneel beginnen plotseling te spreken en blijken de stemmen van Bindervoet, Dudkiewicz, De Jong en Zoet te hebben. Het is in eerste instantie een prettig vervreemdende overgang van beeld en beweging naar taal, te meer omdat het plotseling lijkt alsof de leden van het gezelschap echt in objecten zijn getransformeerd. De lulligheid van het gesprek hierover onderstreept de hulpeloosheid van de mens bovendien nog.
Helaas ontwikkelt de voorstelling zich hierna onvoldoende. Het gesprek tussen de objecten, waarin de thematiek van de voorstelling zeer letterlijk ter sprake wordt gebracht, ontstijgt nergens het niveau van het soort filosofische kroeggesprek dat de meeste mensen al wel eens zullen hebben gevoerd en roept geen nieuwe inzichten of vragen op over de relatie tussen mens en technologie. Nu pretendeert Urland dat ook niet – door middel van een sarcastische A.I. genaamd Rainbow drijft het gezelschap de spot met de eigen beperkte blik, en een geestige autotune-scène trekt het pseudo-intellectuele gefilosofeer nog verder in het absurde. Relativering is echter geen substituut voor inhoud; zeker gezien het veelbelovende begin voelt het als een gemiste kans om de voorstelling zo door dit gesprek te laten overheersen.
Het is opvallend dat juist Urland de keuze heeft gemaakt om hun meest recente voorstelling een wat directere vorm te geven. In een manifest dat Bindervoet vorig jaar namens het collectief tijdens het Nederlands Theater Festival presenteerde, pleitte hij nog expliciet voor een theater dat het mysterie koestert en de ‘allesvernietigende transparantie’ verwerpt. Het is juist dat mysterie dat in Internet of Things/Prometheus de Vuurbrenger net te weinig aanwezig is.
Foto: Jochem Jurgens