Het toneelstuk van Ödön von Horváth Figaro lässt sich scheiden uit 1937 wordt tegenwoordig niet vaak gespeeld, maar is al verschillende keren tot een opera bewerkt. Het is ook verleidelijk. De toneelstukken van Pierre Beaumarchais Le Barbier de Séville (1775) en le Mariage de Figaro (1778) doen het nog altijd als opera (van respectievelijk Rossini en Mozart) honderd keer beter dan als toneelstuk. (meer…)
Een opmerkelijk tweeluik bij De Nationale Opera: enkele maanden geleden regisseerde Claus Guth daar een moderne Don Giovanni, nu debuteert een andere Duitse theaterregisseur bij DNO met een moderne Nozze di Figaro. Zo op het eerste gezicht hebben de twee producties niets met elkaar te maken, behalve dan dat ze natuurlijk deel uitmaken van de drie Da Ponte-opera’s van Mozart, maar wie verder kijkt stuit op een opvallende overeenkomst: de moeizame verhouding van moderne regisseurs met essentiële onderdelen van een opera als libretto en muziek.
Het is de derde maal dat DNO in het tijdperk Audi een Nozze di Figaro op de planken brengt: de eerste was nog traditioneel van geest, de tweede speelde zich af in de jaren zeventig en nu heeft David Bösch, die met deze Figaro debuteerde in Amsterdam, er een wel zeer trendy postmodern allegaartje van gemaakt. Graaf Almaviva zit in Adidas-joggingbroek op een hometrainer en het draaiende podium is bezaaid met verhuisdozen, lampekappen en een strijkplank, maar ook de bal- en galajurken ontbreken niet. Het is classy en sjofel, van de straat en van het hof, barok en hedendaags, chique en trashy. Alles wat je ziet conflicteert met elkaar en dat is ook precies wat Bösch wil, want voor hem gaat de Nozze over conflict.
Alle personages zijn in gevecht met elkaar. Ze draaien om elkaar heen, vechten met elkaar en zoeken naar iets dat liefde heet om ze uit hun eenzaamheid te verlossen. Tijdens de grote bruiloft hangen er wel slingers en staan er majesteitelijke taarten op het podium, maar een feestje is het eigenlijk niet. Hun wereld is kaal, desolaat en deprimerend. En dat schuurt, dat wringt met de geest van het werk, de tekst en de lichtheid van de partituur. Het knaagt aan het fundament waarop deze hele komische opera stoelt. Waarom mag een komische opera niet gewoon een komische opera zijn, vraag je je drieënhalf uur lang af?
Toch is het een vermakelijke productie waarbij Bösch zeker ook wat lachsalvo’s uit de zaal weet te krijgen met zijn karakteristieke typetjes en doldwaze scenes waarin alles wat maar over de top kan gaan, ook daadwerkelijk over de top gaat. Het heeft soms de charme van slapstick, de levendigheid van een klucht. Cherubino lijkt zo weggelopen uit een tv-serie als Absolutely Fabulous en zo’n narcistische betweter als Graaf Almaviva, die bovendien ook nog eens zeer fraai bij stem bleek, deed het eveneens goed bij het publiek. Op scherpzinnige wijze weet Bösch Susanna als de sterkste persoonlijkheid van alle personages neer te zetten. Zo staat ze al voor de ouverture begint alleen op het podium en twijfelt ze in de finale of ze de graaf niet alsnog met zijn hagelgeweer naar de andere wereld zal helpen. Zij heeft kortom het lot van alle personages in handen.
‘Als jullie ooit stoppen met zingen mag je bij mij in Duitsland als acteur komen werken’ zei Bösch tijdens de repetities tegen de cast. Er werd echter niet alleen subliem geacteerd, maar ook uitstekend gezongen. De gloedvolle warme stem van Christiane Karg (Susanna), het indrukwekkende jongensachtige timbre van Marianne Crebassa (Cherubino) en de vrij donkere, maar karaktervolle sopraanstem van Eleonora Buratto (gravin): er stond een overtuigend legertje Mozartzangers op het podium. En in de bak steeg het Nederlands Kamerorkest, onder leiding van dirigent Ivor Bolton, boven zichzelf uit. Er werd, op een paar missers na, grandioos gespeeld: deze Mozart begon soms zelfs bijna te swingen.
Foto: Monika Rittershaus
Opmerkelijk! Zelfs de recensent is blijkbaar in de val getrapt van de kostuumwissels…. Het is niet Susanna maar de gravin in de kleding van Susanna die het hagelgeweer hanteert in de finale..
Volslagen mee eens. In Wenen eens een tradionele enscenering gezien. Niet slecht maar ik heb liever eigentijds en parodie op het verleden dan het authentieke gesnuffel waardoor je een levend element helemaal van de baan schuift. Het verhaal en de muziek, als dit overtuigend wordt gebracht, en dat gebeurde, dan gebeurt er wat en dan is enscenering soms bijzaak.
Le Nozze,
Leuk hoor, dat Postmoderne, ofschoon alweer een beetje achterhaald. In dit geval verzuipen zowel muziek en zangers in een brei van regievondsten die vrijwel alle nergens op slaan.
Probeer eens een Engelse eigentijdse regisseur met één van hun beste eigentijdse ontwerpers. En hoe ze kans zien om Barok naar onze tijd toe te trekken.Moet je kijken hoe doordacht een voorstelling als de Figaro dan kan worden.
In 1965 ontwierp ik voor de Nederlandse Opera de kostuums voor Der Rosenkavalier. Dit werd toen eigentijds gevonden en soms ook niet mooi. En natuurlijk is wat toen werd gedaan en wat ik deed, achterhaald.
Maar dit is en wat regie en wat scenografie betreft althans voor mij een pijnlijke misser.