Het afgelopen seizoen was er (opnieuw) een groot aantal voorstellingen te zien met een expliciet maatschappelijk thema. De vluchtelingencrisis werd behandeld in Fit to Fly van het Nationale Toneel en Lampedusa van het Monsterverbond, integratieproblematiek in Unterwerfung van Schauspielhaus Hamburg en De Radicalisering van Sadettin K. van Trouble Man, populisme in De revisor van het Nationale Toneel en Borgen van het NNT.

Deze trend duurt nu al een jaar of tien, ongeveer sinds Eric de Vroedt opriep tot een Nieuw Geëngageerd Theater. Ik merkte bij mezelf afgelopen seizoen enige vermoeidheid. Natuurlijk geeft een actueel onderwerp het theater bedding en urgentie, maar het leidt er ook toe dat theatermakers reageren op de wereld in plaats van zelf nieuwe werelden te scheppen. Met andere woorden: staan kunstenaars het zichzelf nog wel toe om visionair te zijn?

Bo Tarenskeen liet zich inspireren door de gesprekken hierover tijdens de redactievergaderingen en schreef een beschouwing over nabijheid en distantie als de twee polen waartussen kunstenaars zich bewegen in hun poging zich te verhouden tot de wereld. Dompel je jezelf en je publiek onder in de wereld met al haar ellende en problematiek? Of houd je afstand en vermijd je sentiment? De interviews in het themadossier gingen uit van deze vragen.

De vraag of je moet reageren of creëren geldt inmiddels niet alleen voor de inhoud, maar ook dringend voor de randvoorwaarden van de kunst. Dat zou de belangrijkste conclusie moeten zijn van de subsidie-uitslagen van begin augustus.

Want voor wie dacht dat na de cultuurbezuinigingen een nieuw evenwicht was ontstaan in de gesubsidieerde podiumkunsten, kwamen de beslissingen van het Fonds Podiumkunsten begin augustus als een koude douche. Een tamelijk groot aantal nieuwe instellingen mag zich verheugen op meerjarige subsidie, maar dat gaat ten koste van een paar vaste waarden in het theater, met name Orkater, Dood Paard, Danstheater AYA en het Nederlands Theater Festival.

De Fondsuitslagen werden terecht veel besproken, maar vormen uiteindelijk slechts een onderdeel van het veel grotere bouwwerk van kunstsubsidies dat dit jaar werd opgetuigd voor de periode 2017-2020. De dynamiek die het Fonds opzocht kan bijvoorbeeld niet los worden gezien van de extreme continuïteit die de Raad voor Cultuur adviseerde voor de Basisinfrastructuur.

De subsidiebeslissingen zijn over het algemeen wel begrijpelijk: binnen de zeer smalle marges die de adviescommissies opgelegd hebben gekregen (niet alleen bij het Fonds en de Raad voor Cultuur, maar ook bij de gemeenten) is met afdoende argumentatie en transparantie geoordeeld.

Maar juist over die marges en de grotere context zou de kunstsector wel wat meer eigen ideeën mogen formuleren. Het vastgelopen subsidiesysteem vraagt om meer visie van kunstenaars. Daarover gaat het volgende nummer van Theatermaker; uw eventuele inbreng mag (als altijd) naar simon@theatermaker.nl.

Deze maand kijken we nog even terug op het afgelopen seizoen door middel van een enquête onder alle theatercritici. Daarnaast spreken we Jiří Kylián, buigen we ons over musicals en curatorschap en nemen we afscheid van Peter de Kimpe – mét een eenmalige reprise van Niko Bovenbergs Toneelknecht Kees.

Dossiers

Theatermaker september 2016