Sinds najaar 2014 maakten Jan Hulst en Kasper Tarenskeen vijf voorstellingen waarin een wonderlijk soort ongein en spottend cynisme de boventoon voeren. Maar wat en vooral wie nemen deze twee hedendaagse, romantische antihelden in hun theaterstukken op de hak?
Door Berthe Spoelstra, foto Bas de Brouwer
Jan Hulst (1987) en Kasper Tarenskeen (1988) maakten sinds 2014 als theaterduo een vliegende start. Jan Hulst vat het werk tot nu toe samen: ‘Onze stukken gaan over heel gewone, hedendaagse mensen met een grote sociale onhandigheid, die zich vervreemd voelen van hun omgeving. Mensen die een plek zoeken waar ze zich thuis voelen en proberen samen te vallen met iemand van wie ze houden. Dat lukt alleen niet.’ Kasper Tarenskeen: ‘Wij zoeken naar een mix die rechtdoet aan de dubbelheid die het leven kenmerkt; we zoeken diepzinnige contemplatie, maar gebruiken ook graag domme special effects. Onze stukken gaan over de existentiële crises van de mens in een wereld die soms knap verwarrend is.’
Begin 2015 brengt het duo bij Frascati Producties hun eerste voorstelling uit, The Woods van David Mamet, waarin ze het verbale vuurpeloton van een jong stel (Thomas Höppener en Emma Pelckmans) verplaatsen naar het Nederland van nu. Ook voegen ze een extra rol toe: een zwijgende, halfnaakte ‘Neanderthaler’ (Tim Linde). In het voorjaar van 2015 volgt bij de Toneelschuur een eigen bewerking van Lorenzaccio van Alfred de Musset met vijftien jongeren, een fantastische en strak geregisseerde bende puberhumor. Bij Oostpool ensceneren ze vervolgens In de Staat van Geluk van Martin Crimp met acht derdejaarsstudenten van de acteursopleiding Arnhem. Ook daar voegen Hulst en Tarenskeen een extra laag aan het stuk toe, ditmaal door de dochter die haar familie langs de diverse stadia van Dante’s hel loodst het syndroom van Down mee te geven. In het najaar van 2015 volgt bij Frascati de zelfgeschreven tekst De Rekening, een apocalyptisch, modern soort Jiskefet over en voor ‘de balende mens’, waarin een grootstedelijke Don Quichote (Jim Deddes) ten onder gaat aan zijn zelfopgelegde problemen. Tessa Jonge Poerink speelt zowel een GGD-medewerker als een bloeddorstige rattenmoeder en de bloedmooie Natalie Portman. Begin 2016 komt een tweede zelfgeschreven stuk uit, Scheeps-Horeca. Hierin gaan drie jongens op zoek naar peper, avontuur en de zin van het leven. Aanvankelijk staan de problemen centraal van drie hedendaagse hipsters (hun namen zijn gelijk aan die van acteurs Jim Deddes, Thomas Höppener en Tim Linde), daarna schakelt de vertelling over naar het jaar 1612 en bevinden kapitein Coen, kok Conimex en ketelbinkie Luit zich op een VOC-schip, gegeseld door vrijwel dezelfde existentialistische twijfels.
Moderne antihelden
Het werk van Jan Hulst en Kasper Tarenskeen getuigt van een allesomvattende, duistere zwaarte van het bestaan. Toch stralen hun personages een zekere gelatenheid uit en lijken ze licht onverschillig tegenover hun situatie te staan. Zijn het wellicht typisch hedendaagse antihelden?
Tarenskeen: ‘We merken dat onze generatie vaak als futloos wordt gekenmerkt, vooral in de media. Het grootste drama van deze generatie zou zijn dat niemand elkaar meer echt spreekt omdat iedereen alles via Facebook doet. Dat lijkt ons bullshit. Het is in elk geval een totaal oppervlakkige analyse. Wij voelen bij onze leeftijdsgenoten een veel diepere onrust. Wij hebben een groot besef van onze plek in de geschiedenis, omdat we meer weten dan ooit, dankzij steeds modernere technologieën. Onze generatie kampt met veel grotere problemen dan het alom bekende “ik-kan-niet-kiezen-maar-heb-wel-recht-op alles-tegelijk”.’
Hulst: ‘Wij voelen de druk deze compleet ingerichte wereld te willen verbeteren en de shit van onze voorgangers te moeten opruimen. We moeten het nog beter doen, op alle vlakken, dan al is gedaan. Maar hoe succesvol, geliefd en heilig op hoe veel gebieden moet je zijn om de wereld en jezelf te perfectioneren? Of om op zijn minst gewoon een vrouw te kunnen krijgen? Deze druk levert een existentiële angst op die niet kleiner is dan die van onze romantische voorganger-helden. Onze generatie is niet futloos of verwend, maar boos en gedeformeerd.’
Armageddon
De theaterstukken van Hulst en Tarenskeen doen een poging de situatie in kaart te brengen. Waar zijn we, en vooral: hoe kunnen we ontsnappen? Dat leidt onvermijdelijk tot een schets van de westerse, kapitalistische consumptiemaatschappij en daarvoor zoekt het duo opvallende metaforen. Aanvankelijk zijn deze vooral zichtbaar in het decor: In de staat van geluk speelt zich af op een enorme atoomkernkop en ook de ‘Neanderthaler’ in The Woods is vooral visueel dreigend. In Lorenzaccio staat een reusachtige urn op het toneel, die in elk volgende stuk als woord-cameo terugkeert en een algeheel gevoel verwoordt van onvermogen los te komen van de geschiedenis.
In de twee zelfgeschreven stukken maken Hulst en Tarenskeen deze maatschappijkritische metaforen tot basis van de vertelling. De Rekening speelt zich af tegen een achtergrond van een dreigende ratteninvasie, die lijkt te staan voor de have’s en de have not’s in de wereld.
Tarenskeen: ‘We hebben het nogal intuïtief geschreven.’
Hulst: ‘En het er daarna veel over gehad. Het staat natuurlijk niet alleen voor een alcoholist die een moeilijke jeugd heeft gehad.’
Tarenskeen: ‘Het gaat om wat er onder de oppervlakte van iemands ziel zit. Wij nemen metaforen graag letterlijk. Wat zit er onder de grond: een wereld vol ratten en op een dag zullen die wraak nemen.’
Hulst: ‘Armageddon. Eindelijk. Alles wordt verwoest en we moeten op zoek naar een nieuwe wereldorde.’
In Scheeps-Horeca is de metafoor simpeler. Drie jongens proberen letterlijk te ontsnappen aan de wereld die ze kennen en verachten; ze schepen zich in en varen het avontuur tegemoet. Het VOC-schip is een minimaatschappij waar kapitein Coen zijn scheepskok Conimex en dekzwabbertje Luit onderdrukt. De pikorde op het schip en de expeditie als geheel kaarten op vrolijke wijze grote thema’s aan als kolonialisme, uitbuiting en ‘het hele marktwezen an sich’. Horeca is daarbij dé metafoor voor de haat-liefdeverhouding waarmee de theatermakers het kapitalistisch systeem tegemoet treden; het ‘horecamonster’ is als een parasiet die gestaag de ziel van de samenleving indikt tot heldere, maar ongevaarlijke formats.
Meelijwekkende halfgoden
Maar er zijn meer problemen, met de liefde bijvoorbeeld. Nick in The Woods, Oom Panja in De Rekening en Coen, Conimex en Luit in Scheeps-Horeca staan voor een T-splitsing en vragen zich af: worden we gelukkig of zullen we de wereld gaan redden? Wat geven we voorrang: onze verlangens of onze plichten? Maar ondertussen zijn ze vooral op de vlucht voor een dreigende burgerlijkheid. De Rekening is vooraleerst het verhaal van een dronkenlap tussen twee werelden. Zal hij heerser blijven in zijn zelf geconstrueerde universum of gelukkig worden met de mooiste vrouw op aarde, die ook een opvallend kleine, rattige maar heel gewone GGD-medewerker is? In Scheeps-Horeca kiezen de drie hoofdpersonen liever het ruime sop dan in Amsterdam te blijven hangen in treurige kroegen of rond te dolen met meisjes tegen wie ze niets weten te zeggen.
Deze personages staan voor een akelige keuze: leef je je leven als burgerlijke stilzitter of ga je bezopen maar heroïsch een zelfgekozen ondergang tegemoet? Allemaal zéggen ze dat ze een vlucht naar voren verkiezen, toch maakt uiteindelijk geen van hen die absolute keuze. Panja is nuchter én dronken, rat én mens, held én loser. Burgerlijke hipsters Thomas, Jim en Tim zijn ook de avonturiers Coen, Conimex en Luit. Allemaal blijven ze twijfelend in dat grijze midden hangen tussen delirium en luciditeit, tussen mens en god. En juist dat maakt hen tot herkenbare, meelijwekkende halfgoden.
Hulst en Tarenskeen doen zo een poging onder ogen te zien dat het leven simpelweg niksig is en soms mythische of metaforische proporties moet krijgen om het draaglijk te houden. Oom Panja verzucht in De Rekening: ‘Wat een drukke dag zeg. En morgen weer. Elke dag een hel. In goed gezelschap ben ik wel; grootheden die gestraft worden voor hun grote daden vergezellen me. De straf die mij opgelegd is, valt in het niet bij hun poëtische en epische straffen. De gier die aan mijn lever wil pikken is een duif. Maar Tantalus is een loser want ik loop naar de koelkast en mag kiezen.’
Koekebakker
Dit alles doet denken aan het begrip metaxis, door Plato gebruikt om de ontologische gespletenheid van halfgoden uit te drukken. Een halfgod is namelijk zowel menselijk als goddelijk, maar omdat dit onmogelijk is – je kunt niet tegelijkertijd mens en god zijn – is een halfgod dus eigenlijk geen van beiden. Het gevolg is dat dit wezen, en dus ook de halfgoden-personages van Hulst en Tarenskeen, tussen twee werelden heen en weer slingeren. Dit niemandsland wordt letterlijk zichtbaar als in De Rekening Oom Panja in een vleeskleurige totaal-outfit op een vierkantje grijze stoeptegels staat. Ook in Scheeps-Horeca duiden drie toreador- of zwartepietenkostuums een grappig en tegelijk pijnlijk non-descript midden aan.
Deze meelijwekkende halfgoden roepen ook Titaantjes van Nescio in herinnering. In die roman blikt hoofdpersoon Koekebakker terug op de tijd dat hij en zijn vrienden idealen hadden. De moraal van Nescio was dat een mens zich uiteindelijk, ondanks grote walging, aanpast aan de maatschappij. Ook Hulst en Tarenskeen formuleren hun visie kort en krachtig: ‘Het is zoeken naar de balans tussen betekenisloos durven zijn omdat het leven nu eenmaal betekenisloos is en de angst om een eeuwige teleurstelling te zijn.’
Net als Nescio zijn ook deze twee theatermakers romantici; ze delen een hang naar natuur en realisme. Nescio liet zich inspireren door schilderkunst, terwijl Hulst en Tarenskeen vooral films kijken. Tot nu toe bestaat elk decor van het theaterduo uit een verzameling buitengewoon realistische elementen, van stoeptegels, gras en coniferen tot fornuis en speedboot. Scheeps-horeca heeft zelfs een geurdecor van doordringende trassi. En net als bij Nescio wordt ook bij hen ‘de tweestrijd tussen droom en daad’ vaak in één en dezelfde persoon uitgevochten. Is trouwens de naam Conimex niet simpelweg een moderne variant van Nescio’s Koekebakker?
Een vleugje titanengestalte
Ook inhoudelijk is er overeenkomst te vinden in het verlangen naar grootse meeslependheid en (goddelijke) ondoorgrondelijkheid: voor Hulst en Tarenskeen lijkt het leven zonder die hogere orde alleen maar te kunnen eindigen in een troosteloze, materialistische burgerlijkheid. Nee, dan liever wegzakken in alcoholisme dat tenminste nog een vleugje herinnering met zich meedraagt aan wat ooit een titanengestalte was. Vrouwen spelen in dit universum vooral de rol van ‘natuurkrachten’ die lastig te doorgronden zijn. De mannelijke hoofdpersonen verlangen wel naar liefde, maar alles is doordrenkt van de wetenschap dat deze oerkracht niet zonder voorwaarden komt (burgerlijkheid, om precies te zijn). En, last but not least, in geen van de stukken ontbreken ouders als exponenten van een star verleden waarmee gebroken dient te worden – hoewel de personages zich tegelijk ook pijnlijk bewust lijken te zijn van het feit dat hun ouders nog idealen hadden en spannende dingen meemaakten.
Hulst en Tarenskeen willen voor het eeuwige onvermogen van deze moderne mens, die zij ook zelf zijn, een nieuw begin vinden – in the middle of nowhere. En daar dan een nieuwe context maken. Met een eigen, nieuwe taal. Waar kan dat beter dan in het theater? In bijna al hun stukken creëren Hulst en Tarenskeen meerdere werkelijkheidsniveaus: in The Woods cirkelt een oermens zwijgend rond een hedendaags stel, in Scheeps-Horeca schakelt de vertelling moeiteloos van heden naar verleden en in De Rekening botst de wereld waarin dronkaard Panja wordt aangesproken door een GGD-medewerker tamelijk onlogisch op een andere werkelijkheid waarin jeugdherinneringen en angst voor een ratteninvasie de overhand hebben.
Volgens de theatermakers bestaan beide lagen gelijkwaardig naast elkaar. Hulst: ‘Door meerdere realiteiten in een stuk te laten plaatsvinden, zoeken we een groter perspectief. We zetten 2016 tegenover 1612, een hedendaags stel tegenover een Neanderthaler, een rijk geboren zoon tegenover een Apocalyps. Niet omdat we willen laten zien dat andere mensen het slechter hebben dan wij, maar omdat dit het fundament is van ons bestaan.’
Tarenskeen:‘De volstrekt ongelijke verdeling tussen macht en onmacht is in de “affe en perfecte” wereld die onze ouders ons hebben nagelaten een gegeven. Het kleurt al ons denken. Maar de verhouding tussen deze verschillende realiteiten op het toneel blijkt precair. Hoe kunnen we aangeven dat de ongelijkheid anno nu precies hetzelfde is als tijdens de tweede reis van Jan Pieterszoon Coen naar Bantam? Of precies hetzelfde als de ongelijkheid tussen rat en mens? Het zijn parallelle werelden. Maar op welke manier krijgen we de samenhang die wij zien en voelen – alles is verbonden en wij dragen het gewicht van de wereld en zijn geschiedenis – bij het publiek?’
Dollen
En dan komt misschien wel het allerbelangrijkste: deze existentialistische zwaarte wordt door Hulst en Tarenskeen consequent onderuit gehaald met grappen en grollen. In al hun stukken creëren zij doelbewust een wonderlijk soort ongein die tegen het cynische aanhangt. Mag je lachen om een zin als ‘hang hem op aan de neukie-neukie-boom’ (Lorenzaccio), een oermens met gigantische peniskoker die rouwt om het vermoorde kind (The Woods), een mongool die, als enige, de wijsheid in pacht heeft (In de staat van geluk)?
Misschien is de slotscène van De Rekening vooral zo hilarisch omdat de vette, filmische romcom-effecten zo schaamteloos worden ingezet. Bij elke keuze lijken de theatermakers te denken: wat is het slechtste wat we kunnen doen? Wat is het lulligst, het lelijkst? Ze halen hun eigen bedoelingen stelselmatig onderuit met een opzettelijk amateuristisch aandoende speelstijl, scheten, woordgrappen en anachronismen. Of ze geven een scène ‘de abstractste shitmuziek’ mee die ooit is gemaakt. In alle ernst worden de flauwste grappen en grootste clichés gedebiteerd. Vergelijkbare strategieën hanteren Jan Hulst en Jim Deddes met Joardy Films: korte internetfilmpjes die een grotesk beeld geven van ‘de gewone mens’. Hulst: ‘Humor, daarmee kun je onze generatie bereiken: het verlicht namelijk de druk van buitenaf.’
De humor is breekijzer, maar waarvoor precies? Wat en vooral wie nemen de theatermakers nu precies op de hak? Het lijkt erop dat Hulst en Tarenskeen in de eerste plaats vooral zichzelf te kijk willen zetten en pas daarna ‘de goede smaak’ aanvallen of hedendaagse ‘goede bedoelingen’.
Tarenskeen: ‘We gooien alle tijden, realiteiten, nonsens, waarheden, wereldproblematieken, navelstaarderijen en gevoelentjes op één grote berg. Daar zetten we onze personages bovenop. We weten dat de wereld in brand staat en toch laten we onze personages die berg shit volstrekt serieus nemen.’
Hulst: ‘Geloof ons niet. We dollen maar wat om de tijd door te komen. We proberen eerlijk te zijn, maar tegelijkertijd menen we niets van wat we zeggen.’
Tarenskeen: ‘Wij proberen met elk stuk, elke scène, elk gebaar niet cynisch te zijn. We zijn daarin heel oprecht. En toch zullen we hierin altijd blijven falen.’
Ooit werd Nescio een ‘ironisch neoromanticus’ genoemd. De serieuze ironie die Hulst en Tarenskeen over al hun stukken leggen, is een weerbarstig en hedendaags onderdeel van hun stijl. Misschien maakt dat hen tot moderne ‘cynische metaxis-romantici’. Oftewel hedendaagse titaantjes.
De nieuwe voorstelling van Jan Hulst en Kasper Tarenskeen heet De Ilias, een coproductie tussen Oostpool en Frascati Producties, en gaat in juni in première op Oerol 2016.
Berthe Spoelstra is dramaturg van Frascati Producties, waar dit seizoen dertien theatermakers hun werk ontwikkelen en uitbrengen, onder wie Jan Hulst en Kasper Tarenskeen.