Als beweging geluid zou maken, dan zou het dansmateriaal van Marco Goecke kraken, knarsen, ratelen en ritselen. Dat van Ed Wubbe zou ruisen en zacht fluisteren. In Songs for Drella bundelen Wubbe en Goecke hun contrasterende stijlen als symbool voor Warhols persoonlijkheid; een interessant en goed doordacht verstandshuwelijk van tegenstellingen. Songs for Drella is een fictief […]
Voor het programma Rollercoaster van Scapino Ballet Rotterdam reeg artistiek directeur en choreograaf Ed Wubbe acht korte choreografieën aan elkaar. Hooguit een blackout scheidt het ene stuk van het andere. Met zijn gevoelige Les Nuits en het feestelijke The Red Dog begint en eindigt Wubbe die keten en neemt hij alvast een voorschot op Ting, de productie die later dit jaar op stapel staat om het 70-jarig bestaan van het gezelschap te vieren. Net als in de choreografieën die tijdens Rollercoaster volgen, is muziek de sparring partner van de choreograaf: bij Wubbe staat de samenwerking met The Nits centraal.
Met het scherpe en speelse Exquisit legt huischoreograaf Felix Landerer de lat hoog. Technologische ontwikkelingen klinken door in de muziek en het bewegingsmateriaal van de zes dansers die in identieke broeken en overhemden gekleed zijn. Alsof Landerer wil zeggen dat de robot inmiddels al lang bezit van ons heeft genomen. Hij laat ook zien dat de menselijke natuur zich niet geheel laat bedwingen, getuige de spontane uitbarstingen die de dansers keer op keer uit het gareel halen. Waar zij elkaar het ene moment braafjes in een rij volgen, zo nu en dat iets gladstrijken of voorzichtig aftasten, volgen uit het niets wilde en ongecontroleerde erupties, al zijn de uitbarstingen van tijdelijke aard.
Een vlucht zwarte vogels bevolkt het toneel in Joeri Dubbes Raven’s Home. Schichtig zwermen de dansers in een groep over het toneel, slaan zij hun vleugels uit of pikken zij venijnig in een ander. Ongeschonden komt niet iedereen ervan af, soms hangt een zwarte lap stof uit een mondhoek als de trofee van de winnaar. Dubbe mag dan voor de raaf gekozen hebben, maar kijkend naar het groepsgedrag en de onderlinge strijd, is het niet zo moeilijk om zijn blik door te trekken naar de menselijke natuur en de verwoestingen die deze soms genadeloos aanricht.
Net als Dubbe neemt Gentian Doda in Kha iets teveel tijd voor zijn verhaal, maar dat doet er niet veel aan af. Roda brengt de evolutie van de mens in beeld, aanvankelijk laag bij de vloer en steeds verder overeind. Op het grotendeels duistere podium zijn de verticale draaien vlak boven de grond spectaculair. Langzaam reiken de lichamen van de dansers verder de hoogte in, maar fier overeind staat de mens niet zomaar. Zo brengt de zichtbaarheid van het hoofd dat steeds verder boven het maaiveld uitsteekt allerlei risico’s mee die vermeden moeten worden.
Of de natuur nu juist wordt afgezworen of gecultiveerd, in That’s The Worst Thing I Could Do van Itamar Serrusi houden de dansers zich verre van wat zich onder de oppervlakte afspeelt in een parade van perfecte lichamen in strakke, glimmend gouden pakjes. Ze wanen zich goden en godinnen, hun levenswandel lijkt uitsluitend over de catwalk te gaan. Ook hier breekt iemand zo nu en dan uit het stramien, maar zijn de uitspattingen – een man bevredigt zichzelf, een vrouw uit een schreeuw – net zo gestileerd en ijdel als de façade die de dansers opwerpen. Toch weten zij in al hun bewonderenswaardige poses en virtuoze bewegingen te overtuigen, wellicht ook door de knipoog die Serrusi regelmatig geeft tijdens de choreografie.
Ook Marco Goecke is present tijdens Rollercoaster, maar zijn bijdragen bieden geen echte verrassingen. De uitvoering van zijn Vuurvogel door Bonnie Doets en Mischa van Leeuwen trekt het herkenbare bewegingsmateriaal echter op een heel hoog plan. De gebruikelijk snelheid en virtuositeit van zijn werk krijgt nadrukkelijk een dramatisch karakter. Hoe Doets en Van Leeuwen uit hun isolement raken en elkaar zonder daadwerkelijke aanraking schuchter toenadering zoeken is ontroerend.
Of emoties nu volledig worden weggedrukt of innerlijke drijfveren worden ontleed aan de hand van dierlijk gedrag, de invalshoeken van de verschillende choreografen zijn zeer verschillend. Toch zijn er in de diepere lagen van de werken ook overeenkomsten te vinden. In veel van de choreografieën klinken gevoelens van onmacht, controleverlies en onrust door. Dat leidt tot schichtige en afhoudende of zelfbeschermende bewegingen.
Rollercoaster is een verdere uitwerking van het programma Twools voor de landelijke tournee. Inmiddels hebben sinds 1999 17 Twools-edities in de thuisstad van het gezelschap plaatsgevonden. Telkens had Twools hetzelfde uitgangspunt: een veelvoud van choreografen met uiteenlopende ervaringen en handschriften maakten een kort stuk waarna artistiek directeur Ed Wubbe er een geheel van smeedde, vijf kwartier non-stop dans. Het nieuwe Rollercoaster-programma is grotendeels gevuld met stukken van de laatste Twools-editie. Er is wat weggelaten, wat toegevoegd, en daarmee is het meer risicovolle karakter dat Twools oorspronkelijk had toch wat anders dan Rollercoaster.
Foto Exquisit – Felix Linderer: Hans Gerritsen