Het is nogal een risico, zo’n lichaam. Zoveel begrijp ik wel. Het vraagt om aandacht op zeer onhandige momenten. Ik zie acteurs hier beneden verwoed masseren, kneden, met van pijn vertrokken gezichten zichzelf vastpakken. Blauw, zwart, paars en geel soms hun huid. Ik zie ze in de weer met hun keel. Gerochel en gehoest. Gehijg en gesnotter. Thee, honing, hele EHBO-kisten aan pillen gaan er hier doorheen. Vingertoppen die zacht rondjes draaien over slapen. Handen die wrijven over onderbuiken. Er zijn er die bij het overeind komen steun proberen te geven aan hun eigen onderrug. Om over het eindeloos knielen en omhelzen van de toiletpot nog maar te zwijgen.
Of zoals net nog, hier vlak voor me: rode vlekken in een hals en een hoge, schril geworden stem. De vrouw met lang grijs haar stond voor me, telefoneerde met iemand, sprak over incidenten op Oudejaarsnacht in Keulen. Drukke armbewegingen, een hoofdschudden. ‘Wat woelt er in mijn onderbuik een bleekmakende angst’, zei ze voor zich uit toen het gesprek klaar was. Ze had een heel stuk van het fineer van het tafelblad losgetrokken. Rats, had het gedaan. ‘O vrouwen, gebukt onder leed’, declameerde ze, luider nu. Er klonk een harde rand ironie in door. ‘Weeklagend in de vroege morgen, zal ik voor altijd in tranen drenken, vochtig tegen mijn borst, de plooien van mijn gewaad.’ En daarna, met haar gewone stem: ‘Alsof we verdomme niks beters te doen hebben.’
Zo’n lichaam is geen onverdeeld genoegen, dat snap ik wel. En het genot dat het ondergaat lijkt net zo goed geen onverdeeld genoegen. Hoe genot te tillen? Daar lijken de meeste mensen geen waterdicht systeem voor te hebben ontwikkeld. Ergens bang voor zijn en iets graag willen liggen kennelijk vlak naast elkaar. Mijn inzichten blijven een gemankeerd gepuzzel, maar dit weet ik ook: gevaar lopen is een basisvoorwaarde voor vrijheid.
Als ik mocht kiezen, als ik hier en nu van de wand van deze kleedkamer zou worden gelicht en mij bij toverslag het bezit van een lichaam zou worden geschonken, zou ik het mannenlichaam vragen. Gespierd, fit alsof ik net van school kom. Begrijp me niet verkeerd, ik kan hier mijn respect en vriendschap betuigen aan veel vrouwen. Maar vandaag zou ik een man kiezen om te belichamen. Ik weet niet of ik het gevaar van het vrouwenlichaam direct kan dragen. Laat mij bescheiden zijn en eerst dat van een man proberen. Want hoe ik het begrijp: de openbare ruimte behoort de man toe. De ogen en de stem van de man wegen er. Seksuele macht – dit staat hoog op de menselijke agenda – regeert er.
De grijze vrouw bestudeerde me aandachtig, na het telefoongesprek. Ze zocht en probeerde enkele zinnen. ‘Moge Zeus die smekelingen beschermd genade hebben voor ons gezelschap’, zei ze uiteindelijk. Waarop ze schamper lachte. ‘Zeus. Maar natuurlijk.’