In Wie de fuck is Alice volgen we een jonge vrouw die zich diep in de schulden heeft gestoken, en in één nacht een bedrag van tienduizenden euro’s bij elkaar probeert te bedelen bij vrienden en familie. De kluchtige stijl van De Theatertroep levert hilarische scènes op, maar zit ook het dramatische potentieel in de weg. (meer…)
Freudianen, kinderen, taalkunstenaars, hippies, logici, farmaceuten, wiskundigen, ze hebben allemaal hun eigen Alice in Wonderland. Dat laat maar zien hoe gul het boek is. Het biedt ook ruimte aan een interpretatie van Abattoir Fermé, de Vlaamse speleologen van de duistere krochten van de mens.
Charles Lutwidge Dodgson (1832-1898) ging graag, vaak en uitermate charmant om met minderjarige meisjes, stuurde zijn vriendinnetjes tienduizenden brieven en fotografeerde ze, soms naakt. Nu word je voor minder met pek en veren de stad uitgejaagd, toen niet. À décharge moeten we aanvoeren dat hij nooit is veroordeeld voor onzedelijk gedrag en eerst toestemming vroeg aan de ouders voor hij zijn camera pakte. In de als preuts bekendstaande Victoriaanse tijd gaven naakte kinderen veel minder aanstoot dan naakte volwassenen. Kinderen waren namelijk onschuldige wezens. Zo kun je het ook bekijken.
Natuurlijk spelen de pedofiliespeculaties mee als Stef Lernous van Abattoir Fermé een bewerking maakt van Alice in Wonderland (1865). Dodgson schreef het boek onder het pseudoniem Lewis Carroll voor de tienjarige Alice Liddell, de prachtige dochter van een beroemd classicus. Op een zomermiddag valt Alice in slaap. Ze volgt een konijn met een horloge en valt de aarde in, minutenlang. Beneden aangekomen ontmoet ze wonderlijke wezens die haar verleiden tot een andere blik op de werkelijkheid. De droom van Alice is een surrealistische Fundgrube, en dus ligt het voor de hand dat Abattoir Fermé ermee aan de haal gaat.
Als het doek opengaat, ligt Alice (Anneke Sluiters) verleidelijk uitgestrekt op een barokke bank. Naast haar een butlerachtige man (Aat Ceelen) met een sandwich. Hij dringt aan, maar Alice wil niet eten. Je moet eten. Anders: kop eraf.
U begrijpt dat de hartenkoningin (Kirsten Pieters) dan niet ver weg is. In dit geval is het Alices moeder, met wie ze een moeizame relatie heeft. (In het kielzog van Freud is de rode koningin uitgelegd als een symbool voor de eerste menstruatie, en Carrolls meisjesvriendschappen als angst voor menstruerende vrouwen.) Zij gaat er met een andere minnaar (Chiel van Berkel, met martiale snor) van Alice vandoor. Zo duiken er meer personages op in haar hoofd, zoals Tine Van den Wyngaert als haas.
De bleke, rossige Anneke Sluiters is een ontdekking. Ze balanceert onfixeerbaar op de grens tussen meisje en volwassene, tussen innemend en irritant, tussen dramaprinsesje en slachtoffer van wat er allemaal op haar afkomt. Butler Aat Ceelen is in zijn nuchterheid een mooie tegenhanger. Lobke Leirens is een fijn gruwelvriendinnetje van Alice, dat verschijnt vanachter een spiegel. Zo bouwt iedereen mee aan dit wonderlijke Victoriaanse kermisje.
Regisseur en bewerker Lernous neemt grote vrijheid als hij zijn visie geeft op Humpty Dumpty, de Maartse haas, de maffe hoedenmaker, de raad van de rups en meer van de beroemde passages. Anders dan meestal bij Abattoir Fermé heeft deze voorstelling veel tekst; ook stukjes Jabberwocky en The Hunting of the Snark krijgen een plek in deze Alice.
Stef Lernous noemt zijn creatie een vorm van ‘Abattoir soft’: geen bloed, bloot en rookmachines. Wie hoopt op een keurige navolging van het boek, heeft een zware avond. Wie er niet tegen kan dat regisseur Lernous de grenzen opzoekt door ver uitgesponnen en daardoor soms bijna onverdraaglijke herhalingen, bijvoorbeeld van hysterisch gegiechel, ook. Wie zich openstelt voor Vlaamse taalvondsten en bijzondere beelden die een dag later nog terugkomen, kon met deze Alice wel eens een gedenkwaardige theaterervaring tegemoet gaan.
Foto: Stef Lernous