Op 12 september jl. overleed artistiek directeur en regisseur Matthijs Rümke op zestigjarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Rümke was de afgelopen tien jaar artistiek directeur van het Brabantse toneelgezelschap Het Zuidelijk Toneel in Tilburg. Eerder was hij artistiek leider van Theater Artemis en regisseerde hij onder andere voor het Noord Nederlands Toneel. Hoe herinneren zijn naaste collega’s hem?
Gerard Tonen (zakelijk directeur Het Zuidelijk Toneel 2005-2013):
‘Hij was een ongelofelijk levendige, creatieve geest, met een enorm optimisme en vertrouwen in mensen. En hij had enorme lol in het samen theater maken. Een man met een ongelofelijk groot hart.’
Lucas De Man (theatermaker bij Het Zuidelijk Toneel):
‘Er was een groot verschil tussen de Matthijs van voordat hij ziek werd en daarna. Voor hij ziek werd was hij een baasje, heel intelligent en energetisch, heel erg bezig met vorm, en een hele slechte luisteraar. Hij bedacht briljante concepten maar voerde zelden persoonlijke of diepere gesprekken met je. Wat hij heel goed deed was anderen de ruimte en vrijheid geven om zelf dingen te maken. Nadat hij ziek werd veranderde hij in een mentor die luisterde, die echt wilde weten wat ik wilde maken en waarom. Inhoud kwam boven vorm te staan, er kwam meer diepgang. Ik ben ongelofelijk dankbaar dat ik met hem zijn afscheidsvoorstelling Rümke en De Man door Europa heb kunnen maken.’
Han Römer (acteur en toneel- en scenarioschrijver):
‘Ik heb een groot gevoel voor Matthijs, ik beschouw hem als een goede vriend. Ik werkte voor het eerst met hem bij De Driestuiveropera van het Noord Nederlands Toneel. Ik was verrast dat iemand zo met ons als Ploeg kon omgaan. Hij was genereus en ontzettend muzikaal. Hij vond zichzelf bijna minder belangrijk dan de ander. Hij wilde jou laten groeien en zocht naar wat jou inspireert. Dat maakte het heel persoonlijk om met hem te werken. Hij voedde zich ook met het enthousiasme dat hij bij anderen teweegbracht. Hij was een fantastische man met een eindeloze fantasie.’
Martine Manten (dramaturg):
‘Hij was een ontzettend bevlogen verbinder. De eerste artistiek leider met wie ik werkte die vanuit alles wat hij als maker deed bezig was met de actualiteit en met wat er leeft in de maatschappij. Hij was ook altijd met de politiek in gesprek om uit te leggen waarom toneel er toe doet. Hij had een enorme honger om het onbekende te verbinden met dat wat hij al kende, een ingewikkelde zoektocht naar genre-overschrijdend werken. En hij was heel gul in het zien van anderen, in het helpen van anderen. Hij heeft veel voor de Nederlandse toneelschrijverij gedaan.’
Nanette Edens (actrice):
‘Matthijs was een visionair. Hij had een soort zevensporenband in zijn hoofd, waarmee hij op allerlei sporen vooruit kon kijken: op auditief vlak, in beeld, wat de consequenties voor een bepaalde logistiek waren, enzovoort. Hij was een superorganisator, hij kon heel snel en groots denken. Dat ging soms wel ten koste van een bepaalde inhoudelijkheid die mij juist interesseerde. Als je daarin probeerde door te dringen kon hij venijnig uit de hoek komen, maar ook liefdevol en buitengewoon geestig. We konden fijn samenwerken. Hij vertelde veel en daaruit destilleerde ik dan voor mezelf concrete regieopdrachten; hij leerde me de mentaliteit van het repeteren per verschillend project aan te voelen. Zijn stem hoor ik nog steeds.’
Bodil de la Parra (toneelschrijfster en actrice):
‘Matthijs is mijn leermeester geweest, door hem heb ik ontdekt dat ik kan schrijven. Vanaf het moment dat ik hem in 1994 een door mij geschreven tekst over mijn Surinaamse tantes stuurde heeft hij mij als schrijver en theatermaker serieus genomen. Hij wist met heel weinig te toveren. Zijn manier van regisseren zat vol transparantie en helderheid, puur op de tekst gericht. Hij benaderde een tekst heel exact, als een muziekstuk, zonder improvisaties en waarbij elke stilte en zucht was gecomponeerd. Veel van die dingen heb ik overgenomen in mijn eigen manier van werken. En hij was een fantastisch leuke man, vol plezier en heel enthousiast.’
Ik heb Matthijs in 2011 leren kennen toen ik mocht meeschrijven aan de seizoensteksten van het Zuidelijk Toneel. We interviewden samen onder meer alle schouwburgdirecteuren in Brabant en Limburg, met als belangrijkste vraag: welke rol kan theater nog spelen, en hoe pakken we dat gezamenlijk aan? Hij maakte zich enorm veel zorgen over de politieke situatie, en de toenemende marginalisering van de kunst. Geen makkelijke man, wel een bijzondere…