Met het werk waarmee De Nationale Opera vijftig jaar geleden van start ging begint het gezelschap nu het jubileumseizoen: Der Rosenkavalier van Richard Strauss. En zo zijn er nog wel wat bijzondere feiten: het is de vijfde opera van Strauss die het Nederlands Phiharmonisch Orkest onder leiding van chefdirigent Marc Albrecht uitvoert, maar ook de eerste maal dat dit orkest de gehele Rosenkavalier speelt. Een voortreffelijk begin van het jubileumseizoen.

Maar de grootste mijlpaal is dat dit de eerste eigen productie van De Nationale Opera betreft van wat je toch wel Strauss’ bekendste opera mag noemen. Pierre Audi haalde regisseur Jan Philipp Gloger ervoor naar Nederland. Een theaterregisseur die in 2010 debuteerde in de operawereld en nu voor de eerste maal te gast is in Amsterdam. Een regisseur die niet schuwt een bekend werk als Der Rosenkavalier flink onder handen te nemen.

In de eerste twee bedrijven oogt het allemaal nog wel redelijk traditioneel, al gaat het toneelbeeld hier een daar flink over de top met een kavalier op een uitvergroot My Little Pony-paard. In het derde bedrijf is het opeens gedaan met al die barokke pracht en praal en verplaatst Gloger de handeling naar een louche bordeel (in het libretto betreft het een louche herberg) uit de vorige eeuw en wordt het toneel bevolkt door moderne politieagenten, hoeren, pooiers en hoerenlopers. Het is een ratjetoe en een stijlbreuk van jewelste. Alsof je je als toeschouwer plotseling in een compleet andere enscenering valt. Voor mij had het niet gehoeven. Gloger had zijn visie op de Rosenkavalier ook wel op een andere, iets minder platte wijze kunnen vormgeven.

Voor hem is het een opera over vergankelijkheid en zelfbewustwording, over sociale rollen die mensen spelen en de moed die nodig is om niet aan verwachtingen van anderen te voldoen. Voor hem is de Marchallin het enige personage dat erin slaagt zichzelf te blijven en in het moment te leven. Zij is bij Gloger de echte heldin van het verhaal. Zelfs de allochtone bloemenverkoper gelooft liever in de illusie en verruilt zijn echte rozen in de laatste maten van de voorstelling voor een zilveren roos die nooit verwelkt. De enscenering van Gloger zit vol met dergelijke symboliek.

Ook heeft hij weinig boodschap aan het feit dat Strauss zijn Rosenkavalier ooit schreef als lichtvoetige komedie. Of beter gezegd: het betreft eigenlijk een mislukte operette. Hier en daar gunt deze regisseur de lach een kans, maar verder focust zijn regie zich op de tragische zieleroerselen van de personages. En dat zijn er nogal wat, want Strauss bevolkt het toneel met een overdaad aan typetjes die door Gloger perfect worden uitgeregiseerd. Waarbij wel gezegd moet worden dat in het derde bedrijf de veelheid aan personages herhaaldelijk tot wat chaotische toestanden op het podium leidt.

Fenomenaal waren de prestaties van het Nederlands Philharmonisch Orkest in de bak. Albrecht heeft al eerder bewezen dat hij raad weet met Strauss en ook nu sloeg hij zich weer vaardig door de complexe partituur van Der Rosenkavalier heen. Als geen ander wist hij de muziek ruimte te geven door het orkest strak te leiden en de onderhuidse spanning in de muziek van Strauss voelbaar te maken. Bij Strauss gieren de emoties vlak onder de oppervlakte, maar die oppervlakte is altijd koel, transparant en beheerst. Albrecht is een dirigent die als geen ander met dergelijke contrasten weet te jongleren. Hij moffelt de scherpe randjes van de partituur, de schrille dissonanten, niet weg, maar benadrukt ze juist en laat zich, zelfs in het hart van de wals, niet verleiden door het sentiment van de driekwartsmaat. Voeg daarbij een keur aan topsolisten zoals Camilla Nylund (Marchallin), Paula Murrihy (Octavian), Peter Rose (baron Ochs) en een perfect zingend koor en je hebt een Rosenkavalier waar De Nationale Opera trots op kan zijn.

Foto: Clärchen & Matthias Baus