Het uitbundige ‘Lost in the Greenhouse’ van Orkater haalt de anonieme Poolse werknemer even voor het voetlicht ***
Vanaf de tribune op Strand West zien we in de verte twee mannen zitten, Geert Lageveen en Leopold Witte, hun grijze haardossen wuiven in de ochtendwind. Ze spelen letterlijk op houten planken; in het zand staat een podium met verschillende niveaus, met daarop een paar trapjes en links een groot aquarium.
De voorstelling Lutine die Orkater dit jaar op Oerol speelt is vernoemd naar het gelijknamige schip dat op 9 oktober 1799 tussen Vlieland en Terschelling verging. Orkater vertelt, gebaseerd op het gelijknamige boek van Martin Hendriksma, een verhaal over de mens die ten onder gaat aan zijn eigen vindingrijkheid en geldingsdrang en over de pechvogels van de geschiedenis.
Geert Lageveen en Leopold Witte stellen zichzelf voor en geven ons de feiten: de Lutine was niet zomaar een schip, maar een schip vol met goud (‘en zilver!’). Om die reden zijn er sindsdien tientallen pogingen gedaan om de buit op te duiken, maar de meeste zonder succes. De Lutine, en iedereen die ermee in aanraking komt, is vervloekt; zelfs na haar ondergang eist het schip nog steeds vele levens. Lageveen verkreeg via schrijver Hendriksma een originele spijker van het schip. Hij beschrijft hoe deze spijker hem betoverd heeft, als ware het een goudstaaf van de Lutine. Maar Witte laat de spijker tussen de planken vallen, waarna er een chaotische zoektocht begint die op natuurlijke wijze vervlochten raakt met de verhalen van de goudzoekers.
Lutine bevat een aantal memorabele beelden, zoals wanneer componist-muzikant-acteur Erik van der Horst in een terreinwagen voorbij sjeest, in de verte stopt, op het dak klimt en gitaar begint te spelen. De ruige muziek en de zwarte gestalte van Van der Horst steken prachtig af tegen het rustige witte strand en de helblauwe lucht.
Dankzij het knappe spel en de geestige teksten van de twee acteurs wordt Lutine toch geen zwartgallige bedoening. Met woordspelingen en schunnige metaforen weten de twee een vrolijke draai te geven aan dit ongelukkige verhaal. Zo is er de eerste burgemeester van Terschelling die maar al te graag voor anker wil liggen in de haven van zijn vrouw. De tekst van Witte en Lageveen is vakkundig opgebouwd; latere scènes bevatten subtiele verwijzingen, in beeld of in tekst, naar eerder genoemde feiten. Hierdoor is bijvoorbeeld in de slotscène één geluid genoeg om de juiste snaar bij het publiek te raken.
Niet alleen de tekst is goed uitgebalanceerd, ook heeft regisseur Michiel de Regt gezorgd voor de juiste verhouding tussen muziek, tekst en verstilde beelden. De muziek van Erik van Horst is ruig en met zijn live gitaarspel legt hij op de juiste momenten accenten. Helaas zijn sommige van zijn Engelse teksten niet goed verstaanbaar. Van Horst blinkt uit met zijn monoloog als duiker, die in de donkere diepte voor vijf gulden naar goud moet zoeken. Deze brengt hij op een sobere en verstilde manier, waarbij hij haast het koude water voelbaar maakt.
Dit zijn de momenten in Lutine die aangrijpend zijn en je bijblijven: de momenten wanneer de acteurs een stem geven aan de doden die anders nooit gehoord zouden worden. Het goud mag de Lutine haar aantrekkingskracht voor goudzoekers hebben gegeven, maar het zijn de verhalen van de drenkelingen, de pechvogels die Lutine doet raken.
Foto: Ben van Duin