Een in het wit geklede vrouw wenkt mij naar zich toe. De witte schelpen rondom haar hals rinkelen zacht. Uit een witte keramische schaal vol water schept ze met een wit schepnet iets voor mij, het is een witte waterdruppel, gemaakt van hetzelfde soort keramiek. (meer…)
The Journal is het best te beschrijven als een driedimensionaal en bewegend prentenboek, of een theatrale kijkdoos. De twintig minuten durende performance van Between Two Hands ontroert door de zorg die zichtbaar is besteed aan het maken en laten bewegen van de objecten, en de melancholische sfeer die met behulp van muziek, zaklampen en schaduwen wordt opgeroepen.
De performance begint met een klein lampje dat een doorzichtige achtergrond beschijnt. Die achtergrond is samengesteld uit transparante vellen, waarop een mannelijk figuur afgebeeld staat. Op ieder vel staat een ander lichaamsdeel, zodat wanneer de vellen uit elkaar geschoven worden, langzaam ook de figuur uiteenvalt. Als een pop van min of meer dezelfde afmeting vervolgens het kleine toneel betreedt om onder begeleiding van sferische muziek een melancholische wandeling te maken, begrijpen we dat we met een enigszins getormenteerde hoofdpersoon te maken hebben.
Bij elke decorwisseling wordt duidelijk dat de protagonist zich aan een ’trip down memory lane’ waagt. Papieren herfstbladeren vallen dansend, piepschuimen zwanen komen voorbij, en de wandelaar passeert huizen die met kleurige vellen verlicht worden. De papieren achtergrond verandert in een café, en dan klapt de vloer open tot het interieur van een huis waar hij met een geliefde gewoond moet hebben. Huiselijk geluk in miniatuur – piepkleine theekopjes waaruit synchroon gedronken wordt – maakt langzaamaan plaats voor een treurig afscheid.
De makers – Erin Tjin A Ton en Gosia Kaczmarek – studeerden respectievelijk sieraadontwerp en fine arts aan de Gerrit Rietveld Academie. Tjin A Ton maakte eerder de objecttheatervoorstellingen Crystal Palace, die onder meer te zien was op het Amsterdamse Fringe Festival in 2014, en The Black Hole, die in 2013 op het Over het IJ Festival stond.
Ze laten de hoofdpersoon dwalen, flaneren, mijmeren en dansen. Zij zijn ook degenen die de achtergrondjes inschuiven, de papieren stoelen openklappen en de waslijn met piepkleine kleding uit de achterwand trekken. Hun voorzichtige bewegingen geven de performance een dansante kwaliteit. Het leukst zijn de momenten waarop zijzelf ook een rol spelen, zoals wanneer Tjin A Ton de pop naar het bankje toewenkt, of wanneer ze meedansen als de hoofdpersoon een avond in de discotheek herbeleeft.
The Journal moet het vooral van die poëtische kwaliteit van de objecten en bewegingen hebben. Hoewel een voorstelling zeker geen chronologisch verhaal behoeft, zouden de verhalende elementen wel wat meer inhoud of intrige kunnen gebruiken. The Journal is vooral een ode aan het knutselen. Daarom komt de voorstelling ook beter tot zijn recht wanneer je die bekijkt als een beeldend kunstwerk met theatrale kwaliteiten. Ondanks de ontroerende hoofdpersoon zou het interessant zijn om te kijken of dit soort miniatuurtheater diezelfde kwetsbare kwaliteit behoudt wanneer de abstractie meer wordt opgezocht.