Is de Big Bang, de oerknal dus, het begin van alles, of zijn verhuizers dat? Zorgen verhuizers voor een nieuwe wereld, en zijn zij op die manier scheppers? Het zijn intrigerende vragen die regisseur Liesbeth Coltof van De Toneelmakerij durft te stellen in de jeugdvoorstelling Het begin van alles. Met een tekst van Tjeerd Bischoff en beeld van Rieks Swarte brengen twee acteurs en een actrice een filosofische voorstelling over het ontstaan van de wereld.
In de beginscène hebben de verhuizers al een hoogstaande, abstracte gedachtewisseling: ‘Hoe kan er nu iets uit niets ontstaan?’ De theaterliefhebber herkent hierin een citaat van King Lear van Shakespeare. De aanleiding tot deze hogere wijsbegeerte is de ontdekking dat de verhuizers een lege verhuiskist hebben vervoerd.
De opvoering begint in een fijne rommel. De twee verhuizers Ron en Sjon sjouwen met kisten. De beide acteurs, Roel Adam en Tjebbo Gerritsma, kissebissen wat over het verhuizen, over lege dozen en vooral over de eigenares van hun verhuisbedrijf, Karin. Ze moeten wachten totdat iemand de handtekening komt zetten dat de boel is afgeleverd. Dat wachten heeft wel iets van Wachten op Godot van Beckett, ook twee grauwe mannen wachtend op niets. En juist dat wachten zorgt voor het stellen van de grote levensvragen. Eerlijk gezegd zijn dit niet de sterkste scènes, ze hebben iets taais. Ook de dictie van de acteurs had scherper en contrastrijker gekund. Treffende uitspraak is niet hun forte. Uit de verhuisdoos komt plots een meisje te voorschijn, stralend gekleed in het wit.
Vanaf dat moment komen de scheppingsverhalen aan de orde. Ze zijn ontleend aan meerdere culturen. Schitterend is het scheppingsverhaal gebracht als een Indonesisch wajangspel. Ook de god van de schepping uit de Mayacultuur, genaamd Ququmatz, verschijnt als een reusachtig wezen, prachtig vormgegeven door Carly Everaert. Het toneelbeeld van Rieks Swarte draagt bij aan de zeggingskracht van de voorstelling: de manier waarop hij een ekster maakt, een giraf of een olifant is uiterst ingenieus. Heel fraai is de scène waarin een eend die graag haar eieren wil leggen over de zee zwemt, uitgebeeld als een blauw zeildoek. Als het meisje (Laurien Riha) haar knie omhoog steekt, dan vindt de eend daar een eiland om te gaan broeden.
Het is verrassend wat dit spel over de schepping vermag. Toch had de voorstelling meer bite kunnen hebben, meer voortgestuwd kunnen worden door een hechte compositie. Af en toe loopt de dramaturgie weg en ben je als toeschouwer het verhaal kwijt. Dan zijn het eerder fraaie beelden dan een meeslepende verhaallijn. Eigenlijk is Het begin van alles een theatraal mozaïek waarin het beeld vaak sterker en verrassender is dan het woord. Dat neemt niet weg dat de voorstelling voor haar doelgroep uiterst moedig is en de verbeelding van het publiek prikkelt met vragen die een kind al vanaf de vroegste leeftijd begint te stellen: wat was er voordat de aarde bestond? Is de zee eerder geschapen dan de aarde? Waar komen de mensen, de vogels en de dieren vandaan? In dit opzicht reflecteert de voorstelling op het eigen genre van theater: ook theatermensen scheppen een wonderlijke wereld uit het niets.
Foto: Sanne Peper