Choreograaf en icoon van de minimale dans Lucinda Childs heeft een band met Introdans. Zij en het gezelschap vieren haar tachtigste verjaardag met het programma Icoon, waarin vijf choreografieën terugkeren die het gezelschap al eerder met haar uitvoerde, of die speciaal met en voor Introdans werden gemaakt. (meer…)
Modernlive is niet helemaal geworden wat Introdans origineel voor ogen stond. Vorig jaar nog werd ons, naast een wereldpremière van Lucinda Childs, ook de Nederlandse première van Corpus Bach beloofd. Die laatste kon om ‘praktische redenen’ niet doorgaan. Wat een line-up was dat geweest!
Wat overigens niet betekent dat Modernlive een complete total loss is. In plaats van Sidi Larbi Cherkaoui krijgen twee Introdans-dansers opnieuw een kans om zich te bewijzen. Laurent Drousie liet zich voor l’un different inspireren door de enigszins sentimentele zielenroerselen van Instagram-dichter R.M. Drake. De vier dansers (met schermhelmen op) worden bijgestaan door Cello Suite No 1. van Bach, live uitgevoerd door cellist Ewout van Dingstee. Als in de schilderijen van Ans Markus (of de letterlijk verknipte zombieverpleegsters in Silent Hill) voeren de dansers ietwat mechanisch hun danspasjes uit. Totdat er één (Nienke Wind) haar helmpje afdoet. De anderen zullen volgen. Het geheel is niet onaardig, maar ook niet heel memorabel.
Jorge Pérez Martínez toont in Pockets to unfold misschien nog niet echt een duidelijke eigen ‘stem’, maar zeker een duidelijk (en goed) gevoel voor muzikaliteit. De zeven dansers beginnen letterlijk met de handen in de zakken (pockets). Het geeft de dans, op String Quartet in F major van Mozart, en de dansers een zekere nonchalance, de dames een verleidelijke, haast mannelijke onverschilligheid die we van werk van Hans van Manen zo goed kennen. Assez vif – Très rythmé van Maurice Ravel, allemaal live begeleid door het Van Dingstee Kwartet en musici uit het Gelders Orkest, begint juist flirterig, daarna slaat de melancholie toe. Pockets to unfold maakt benieuwd naar meer, al had al dat gehannes met stellages weer niet per se gehoeven.
En dan was er De dood en het meisje, de voorstelling uit 1989 van Ed Wubbe (toen nog huischoreograaf bij Introdans). De gelijknamige muziek van Schubert, ook live, is nog steeds prachtig, de choreografie zelf heeft de tand des tijds iets minder goed doorstaan. Vooral de proloog, waarin Nienke Wind, het meisje, haar dood ziet naderen terwijl haar vrienden en vriendinnen lekker doorfeesten, is behoorlijk langdradig. Zelfs klassieke sprookjesballetten komen sneller to the point. Beter was het geweest om alleen het tweede deel, de confrontatie tussen de Dood (Yulanne de Groot) en het meisje, of de epiloog, de begrafenis, te tonen. Het eerste is lekker dramatisch qua drama, het tweede qua dans.
De enige voorstelling waarvan je juist wel meer wilde zien is Canto ostinato, de wereldpremière van Lucinda Childs, grande dame van de moderne minimalistische dans. Bij haar vorige productie bij Introdans, Kilar (2013), werd nog wat te veel experimenteerd. Bij Canto ostinato keert Childs terug naar waar ze goed in is: ogenschijnlijk simpele, maar ijzersterke minimalistische dans. Twee koppels (Marc Beaugendre, Vérine Bouwman, Jorge Pérez Martínez, Kim van der Put) schrijden voort op de hypnotiserende klanken van Simeon ten Holt (helaas niet live) om plots uit te barsten in korte salvo’s van klassieke danspasjes. Alles is, zoals het hoort bij Lucinda Childs, strak gecoördineerd, maar toch weet Childs het allemaal luchtig en lichtvoetig te houden.
Canto ostinato is zo voorbij. Eigenlijk is met dertien minuten het stuk zelfs te kort. De muziek zuigt je direct vast, voor de dans heb je iets langer nodig om echt in trance te raken. Canto ostinato voelt nog een beetje als een voorstudie, een aanloopje naar de mentale en fysieke uitputtingsslag die Childs echte kopstukken zo sterk en onweerstaanbaar maken.
Foto: Hans Gerritsen