In zijn inleiding tot de première benoemde choreograaf Amos Ben-Tal het zelf al: Part is met opzet een abstracte dansvoorstelling geworden. Er is geen narratief, en we hoeven niet te zoeken naar een programma: we kunnen ons instellen op een avond pure dans. (meer…)
Twintig jaar bestaan De Roovers en dat vieren ze met een ‘Feest van Nuttelozen’. Ze brengen een onvergetelijke O’Neill op de scène: de ellende van de schooiers en gekwelde zielen die op zoek zijn naar een beetje geluk is schrijnend, maar met zo veel spelplezier en overtuiging gespeeld, dat je ondanks de deprimerende inhoud bijna vrolijk het theaterfeestje verlaat.
Eugene O’Neill schreef het stuk The iceman cometh in 1939 (midden in zijn zwijgperiode). Het werd voor het eerst opgevoerd in 1946 en kende toen al succes, maar vooral in de jaren vijftig maakte het furore. Het getuigt van scherp en levendig inzicht van De Roovers om met dit stuk hun Dollarcyclus te beëindigen. Niet direct een optimistisch sluitstuk, maar deze tragikomedie zet ons een aparte spiegel voor. Het is een stuk dat zich afspeelt in een afgelegen New Yorkse havenkroeg begin vorige eeuw, maar dat ook in het hier en nu zou kunnen zijn.
In Timon van Athene van Shakespeare (part I) had geld nog macht om geluk te kunnen kopen. In het stuk De laatste der onverstandigen van Peter Handke (part II) lag een crisis van vijftig jaar geleden aan de basis. De vrije markt is aan de macht en bepaalt het graaien van de kapitalistische haaien. Tot het mis gaat. De personages die alleen nog voor geld en macht leven, kunnen geen emoties meer uiten, ze zitten vast in zichzelf. De angst om te falen wordt heftiger en heftiger.
Die angst vinden we ook in hun tegenpolen van het derde deel van deze cyclus: de personages in een eindhalte, een laatste toevluchtsoord voor mislukten, in een bar terminus. Zij hebben niets, leven compleet in een uithoekje aan de rand van de maatschappij. Ook deze personages zijn bang om in de toekomst te falen. Zij stellen een ‘beter’ leven uit tot ‘morgen’. Morgen ga ik solliciteren, morgen ga ik erop uit, morgen neem ik mijn leven in handen. Morgen, morgen. Ook zij gaan gebukt onder het actuele neoliberalistische motto dat ieder individu zijn leven in eigen handen heeft.Maar is je eigen leven wel maakbaar? Ondertussen kan alleen drank soelaas bieden. De illusie is het enige dat ons in leven houdt, verkondigt een personage, en daar drinken ze op. Gretig.
De nerveuze barman met losse handjes (Robbie Cleiren) serveert in de bar van Harry Hope (Luc Nuyens), die een wandeling om oude vrienden opnieuw te ontmoeten uitstelt en kwaad is dat hij in zijn eigen café niet kan slapen. Sofie Sente struint rond als een in de alcohol gedrenkte en verloederde actrice, Sara De Bosschere speelt een hoertje dat droomt van een huwelijk op de boerenbuiten zonder drank.
Met een paar andere schooiers wachten ze op de komst van Hickey. Hij zal de rijkelijk vloeiende whisky betalen, hij zal met zijn moppen en grollen voor vermaak zorgen. Waar blijft hij nu? Ze schelden op elkaar, ze pakken elkaar soms hard aan, er kan wat afgelachen worden. Deze personages die niets hebben, hebben alleen elkaar, en dan nog. Ze vervloeken elkaar, maar kunnen niet zonder elkaar. Je voelt een onderhuidse warmte die hen bij elkaar houdt. Ze wachten zuipend aan en onder een lange tafel, in een bar met matte glazen wanden waarachter we personages zien hangen over een tafeltje (scenografie van Stef Stessel, ook vast lid van het gezelschapje).
Rechts in een hoekje tokkelt Mauro Pawlowski op zijn elektrische gitaar. Hij zorgt voor sfeerbepalende muziek en vanachter achter de microfoon brengt hij ook een paar songs, als aanvulling, als momenten tot mijmering. Hij kondigt het stuk aan en sluit het af met een lied in een sobere, pakkende R&B-stijl.
Een paar jonge spelers vullen het kleine gezelschap aan, waaronder Lukas De Wolf. Opvallend is zijn vertolking van een personage dat een haat-liefde koestert tegen zijn opgesloten moeder en haar ex-vriend die ook in de bar zit: Larry (Wouter Hendrickx, al eerder te zien in producties van De Roovers) is de lallende filosoof van de dood. Zo iemand vult een café bijna altijd. Het hoofdpersonage van de avond is echter Hickey, schitterend vertolkt door Stefan Degand. Zijn hoekige en directe spel deelt rake klappen uit. Het neurotisch, koel en coole personage is hij onmiddellijk bij zijn aantreden. Hij verschijnt met flessen drank, maar ook met heilsprofetieën. Hij waant zich de Verlosser. Hij zal zijn cafévrienden redden, door hem zullen ze uit de helse poel omhoog kunnen kruipen.
Dat valt wel tegen, maar toch, elk personage onderneemt een poging om zijn of haar illusie te kunnen waarmaken, maar ze lijken gedoemd tot mislukken. Een paar personages gaan de illusie van de drank voorbij en storten zich in een fatale afloop. Voor de anderen is er geen verdere stap dan deze bar mogelijk. Prediker Hickey heeft het laatste woord. In een monoloog ratelt hij in zijn blootje, met een blik op oneindig het relaas van zijn laatste dagen. Ook hij heeft niet kunnen ontkomen aan de kluwen van het noodlot. Wrang, bitter. Om stil van te worden. De personages zwijgen, hangen en zitten erbij, in zichzelf gekeerd. Mauro zingt.
Foto: Stef Stessel