In Sisters neemt Sheralynn Adriaansz het publiek mee in een verhaal dat zich in het heden, verleden en de toekomst afspeelt. Door de tijd heen, van verre voorouders naar de ongeboren kleinkinderen, laat Adriaansz een kwetsbaar en gelaagd verhaal zien, dat op poëtische wijze de struggles zichtbaar maakt die komen kijken bij het doorgeven van je roots aan de volgende generaties. (meer…)
De mythe van de zusjes Procne en Philomela kende ik nog niet. Ovidius beschrijft uitgebreid hun gruwelijkheid in het kwadraat. Medea doodde haar eigen kinderen; Tantalus bereidde zijn eigen zoon tot een maaltijd. Procne doet het allebei tegelijkertijd. Toch heeft de Diamantfabriek in Amsterdam er een lichtvoetige voorstelling van gemaakt, Sisters, met zeer originele muziek van de jonge, Russische componiste Anna Mikhailova.
Het toneelbeeld kan niet eenvoudiger: een groot drumstel, twee schommels en een onordelijke verzameling rechthoekige witte dozen. Achter die dozen kun je je verstoppen, je kunt er boompje verwisselen, krijgertje of blindemannetje mee spelen. Er kan ook op geslagen worden zodat er muziek uitkomt, zoals met alles in deze muziektheatervoorstelling muziek kan worden gemaakt: slagwerk, saxofoons, maar ook klappen en stampen en intrigerende, zelfgemaakte instrumenten (Loek Vellekoop) van hout, metaal en primitieve elektronica.
De (Engelstalige) tekst van librettiste en regisseuse Isabel Schröder is voor een groot deel heel summier. Kreten, kindertaal, klinkers en het verhaal van de twee zusters, verteld door de protagonisten zelf, vaak paradoxalerwijs door degene die er het slachtoffer van is. Maar de muziek van Anna Mikhailova is steeds verrassend en bijzonder, vaak indrukwekkend, soms huiveringwekkend. Zo is er een lange bassnaar, waar bij aanraking warme, sombere tonen uit komen.
Sisters ging in première in het Amsterdamse Ostadetheater, als opening van het kleinschalige festival Muziektheaterdagen A’dam. Een van de inspiratiebronnen voor de voorstelling waren de Situationisten, een zeer speelse kunststroming in de jaren zestig, die de zich toen nog maar net ontwikkelende spektakelmaatschappij op ironische wijze aan de kaak stelden. Inhoudelijk speelt dat geen rol, maar wel in de speelse, inventieve, soms heel primitieve, dan weer indrukwekkende muzikale benadering, waarbij improvisatie en onderzoek wel een belangrijke rol moeten hebben gespeeld, zoals gebruikelijk bij de Diamantfabriek van Sylvia Stoetzer, productiekern voor hedendaags muziektheater.
Het verhaal begint met drie vervaarlijk uitziende mannen die staccato de oorlog bezingen, de slagwerker Robbert van Hulzen, saxofonist Stefan de Wijs en acteur Fabian Holle, die ook de trommel bespeelt. Dan zien we twee jonge zusjes die veel van elkaar houden en allerlei spelletjes met elkaar en hun vader doen. De oudste, Procne (mezzosopraan Antje Lohse) wordt door haar vader, de koning van Athene, uitgehuwelijkt aan een oorlogsheld, de Tracische koning Tereus en door hem meegevoerd. Ze krijgen een zoontje Itys, hier gespeeld door Bettino Weisser, een jongetje, dat ook heel fraai zingt en trommelt. Maar na vijf jaar in het verre Tracië vraagt Procne of Tereus niet haar zusje Philomela (mezzosopraan Merlijn Runia) in Athene wil gaan halen. Tereus doet dat, wordt verliefd op zijn mooie schoonzusje of misschien vooral op haar stem, verkracht haar, snijdt haar tong af om haar tot zwijgen te brengen en sluit haar op.
De witte blokken kunnen nu ook een gevangenis zijn. Als alles uitkomt – in een bloedstollende, woordeloze aria van Philomela – bedenkt Procne een onbegrijpelijk gruwelijke straf: zij doodt de kleine Itys en bereidt hem tot een maaltijd die zij Tereus te eten geeft. Maar als Tereus haar daarvoor wil straffen verandert zij in een zwaluw en vliegt weg. Philomela wordt een droevig zingende nachtegaal in het bos en Tereus zelf een parmantige hop. In deze voorstelling wordt ook dat verrassend vormgegeven. Ze zitten alle drie op een van de dozen, met een primitief koffergrammofoontje in hun hand, met daarop 45-toerenplaatjes met vogelgeluiden. Zo eindigt het ijzingwekkende verhaal ogenschijnlijk weer heel onschuldig, met geluidjes uit de natuur.
Waarom zo’n vreselijk gegeven gekozen? Als voorbeeld van mannelijke woestheid, vrouwelijke wreedheid, het fatale lot? Of misschien om te laten zien dat je ook de gruwelijkheid tegelijk aangrijpend en speels kan vormgeven? Dat is hier dan door allen, zeker ook door de acteur en de twee zangeressen, voortreffelijk gedaan.
Foto: Robert Benschop