Rise and Fall begint onverwacht als een soort komische sketch voor twee heren. De performers, waarvan de een de choreograaf zelf is, communiceren met het publiek in hun eigen taal met daarbij kinderlijke gebaren met hun wijsvinger. Het speelse element blijft nooit ver weg in de voorstelling die volgt. (meer…)
Wie bij een bezoek aan het circustheaterfestival Circo Circolo per definitie uitgaat van spektakel, komt na een bezoek aan Fall, fell, fallen bedrogen uit. De sfeer is ingetogen, mystiek bijna. Alles straalt uit: verwacht hier geen lachsalvo’s of oorverdovend applaus. Dit worden zuchten van verlichting die ongemerkt aan je ontsnappen, of een onwillekeurige glimlach. Een premisse die niet wordt waargemaakt, helaas.
Achter een opmerkelijke muziekinstallatie (waaronder verschillende mengpanelen, looping stations, een gitaar met strijkstok, een metronoom) zit Jerôme Hoffmann. Daarnaast, bewapend met wat hout en elastiek, circusartiest Sebastien Le Guen. Le Guen is van origine opgeleid als koorddanser. De voorstelling Fall, fell, fallen gaat over de woordeloze dialoog tussen de elektronische muziek die Hoffman live op het podium produceert en de balansacts van Le Guen. Het houdt het midden tussen circus en dans.
De voorstelling is opgebouwd uit een aantal acts. Of scènes, als je wilt, de Staat van Circus meegenomen die eerder tijdens het festival werd uitgesproken en waarin werd gepleit voor een vermenging van circus met andere kunstvormen (theater, dans, performance) en voor het toevoegen van een dramaturgie, teneinde het genre te verheffen –en ik parafraseer Filip Strobbe van Brugge Plus – tot een kunstvorm.
Het transdisciplinaire karakter heeft deze voorstelling zeker: vaak neigt het meer naar dans dan naar circus, als je al van een duidelijk verschil tussen die twee kunt spreken. De dramaturgie, een opbouw die de voorstelling een extra laag meegeeft, daar ontbreekt het hier terdege aan. Het tempo ligt bijna de hele vijftig minuten zeer laag, de scènes duren zonder uitzondering erg lang, wat zeer regelmatig ten koste gaat van de spanning.
Het zijn ogenschijnlijk ‘eenvoudige’ acts, die allemaal in het teken staan van evenwicht en balans. Koorddansen over een elastiek of balanceren op een houten paal. De grap is (bij elke scène) dat de constructie steeds net instort wanneer we verwachten dat er iets spectaculairs of verrassends gebeurt. Een aantal keer is dat erg aardig, maar het heeft als nadeel dat door het doorvoeren van dit idee de voorstelling vanzelfsprekend ook niets spectaculairs en bovendien niets verrassends heeft. Een beetje saai dus, om het maar zo te formuleren.
Het geluidsdecor van Hoffman zit goed in elkaar, maar ook daarbij geldt: het is wat veel van hetzelfde en kent geen echte uitschieters. Het heeft allemaal wel een hoge esthetische waarde, maar het verdient eigenlijk geen voorstelling van vijftig minuten. Ook de dialoog tussen de hedendaagse circusartiest en de elektronische muziek is niet erg uitgewerkt. Ze zijn er allebei, dus ja, er is dialoog. Maar daar is dan ook alles mee gezegd. Nee, de zuchten om me heen zijn niet van verlichting, als Le Guen zijn zojuist gebouwde constructie van houten balken weer een keer omstoot, en hij zelf weer schijnbaar ternauwernood aan een lelijke val ontsnapt. Ze zijn van verveling.
De voorstelling is een ode aan de anticlimax, een montage van subtiele acts over balanceren en evenwicht. Het is juist die evenwichtigheid die het geheel langdradig maakt. De constructies op de vloer mogen dan steeds weer instorten, de voorstelling is als een blok beton. Die kan na de derde act eigenlijk al niet meer boeien. Lonely Circus ontdoet de voorstelling niet alleen van spektakel, maar ook van dynamiek.
En dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van de Staat van Circus.