Ongeveer het enige wat Dadodans niet met ‘Papier’ doet, is het meest voor de hand liggende: erop schrijven en tekenen.
Je zou het ze niet snel nadoen, een dansvoorstelling maken voor de allerkleinsten. Het is zo’n beetje de moeilijkste doelgroep om lang geboeid te houden. Maar choreografe Gaia Gonnelli en muzikant Wiebe Gotink draaien hun hand er niet voor om.
Ondersteboven begint in elk geval goed, wanneer Gotink (die ook meewerkte aan Gonnelli’s voorstelling Kleur) ontdekt dat niet zijn instrumenten zelf, maar de standaard waaraan ze hangen onverwachte geluidjes maakt, van fietsbel tot toeter. Of hij er nu op klopt met zijn vinger, of aan likt met zijn tong, elk geluidje is anders. Zijn gepingel en geëxperimenteer doen Gaia Gonnelli ontwaken, al wisselen in het publiek de meningen wat ze nu eigenlijk is. ‘Het is een jongetje!’ ‘Het is een meisje!’ Slimmerik: ‘Het is een kindje!’ Wie of wat ze ook zij, in opperste concentratie begint Gonnelli, geholpen door de muziek, zichzelf en haar omgeving te ontdekken.
Gonnelli en Gotink vormen een mooi duo samen. Hun nieuwsgierigheid en ontdekkingsdrift zijn aanstekelijk. Gonnelli’s dans is kinderlijk zonder kinderachtig te worden, Gotink maakt met de minimale middelen de wonderlijkste muziek. Ondersteboven werkt dan ook het beste wanneer beide performers samenwerken. Wanneer elke actie, een duidelijke reactie heeft. Vaak leidt de muziek de dans, soms maakt de dans haar eigen muziek. Wanneer er of alleen gemuziekt, of alleen gedanst wordt, neemt de onrust onder de kleintjes toe, hoe mooi zijn serenade of hoe lekker maf haar dansje ook is. Dat maakt van kinderen zulk intimiderend, maar ook dankbaar publiek. Als ze ergens iets van vinden, zal je het weten ook.
Gelukkig is Ondersteboven met dertig minuten kijken – en tien minuten zelf participeren (als bij een vleesgeworden Kietel-me-Ernie maakt Gotink bij elke beweging een ander raar geluidje) – precies lang genoeg.
Foto: Saris den Engelsman