In L’Haal geeft de Marokkaanse choreograaf Khalid Benghrib zijn eigentijdse interpretatie van de Soefidans. Het resultaat is een even contemplatieve als dynamische voorstelling, waarin een traditie zich mengt met expressieve hedendaagse beweging en geluid. (meer…)
‘Tien dagen dans, theater en meer’ – zo afficheert het Utrechtse SPRING Performing Arts Festival zichzelf. Gisteravond in de Stadsschouwburg Utrecht was het duidelijk een geval van meer. Mathilde Monnier presenteerde samen met beeldend kunstenaar Dominique Figarella een dynamisch landschap van zeep en lucht. Vier dansers en honderdvijftig kubieke meter wit schuim vormden samen fascinerende beelden van een andere wereld. Een eindige wereld, dat wel.
Het ligt er al als we de zaal binnenkomen. Een wit en glooiend landschap, spaarzaam uitgelicht. Als we stil zijn horen we hoe de lucht door de zeep heen dringt, een prachtig en meditatief geluid. Als we goed kijken zien we de kleine veranderingen in het landschap. Rechts komt een heuveltje op, linksachter glijdt er een weg – alsof de witte massa ademt.
Het heuveltje rechtsvoor wordt groter en daaronder verschijnt de eerste mens. Hij is het die het landschap wijzigt. Hij schuift en graaft, de schuimlaag bolt en holt. Hij zit of staat, de laag opent zich of sluit. Hij en zijn drie medeschepsels zouden slakken kunnen zijn, of aliens op een andere planeet. Die impressie ontstaat ook door de combinatie met de ruimtelijke soundscape en de geconcentreerde, slow motion bewegingen van de performers, afgewisseld met tableaus. Ze creëren een kringloop van verschijnen en verdwijnen, een golvende zee-anemoon van komen en gaan.
Na verloop van tijd is het ook het schuim zelf dat gaat: de lucht is eruit, de viscositeit neemt af, stukken raken los, het volume spat uiteen. Twee mannen zitten in hetzelfde stukje – het eerste gevecht om een stukje van de witte deken ontstaat. Even verderop zitten een man en een vrouw ook dicht bij elkaar, maar daar leidt de combinatie tot een liefdevol samengaan: een duet met de hoofden tegen elkaar aan.
In de laatste scène zijn de vier op elkaar aangewezen. Ze delen een vierkant paneel in een verder lege wereld. Hun benen zitten eronder, hun armen liggen erbovenop. Het lijkt de laatste ijsschots die houvast biedt en nu zijn ze afhankelijk van elkaar. Sensoren versterken het geluid van hun beweging. Ze houden elkaar nauwlettend in de gaten, elke beweging van de een heeft gevolgen voor de ander.
Als het glibberige paneel op de grond ligt, weet het viertal zich nog een hele tijd samen staande te houden, maar als de laatste schuimvlok het publiek in vliegt, is het afgelopen met deze wereld die als ongeëvenaarde schoonheid begon.
Foto: Marc Coudrais