De nieuwe kerstproductie van De Dutch Don’t Dance Division is weer een enorme tour de force. De dramaturgie van Ratatouille zou hier en daar wat versterkt kunnen worden, maar de voorstelling doet wat zij moet doen.

Tja, dat heb je met heel kleine kinderen op het toneel. Die stelen de show. En dat doen Dali Hulst en Florian Nagy dan ook, zeker als ze in hun gouden Cupidopakjes, met gouden vleugels, geconcentreerd hun rode liefdespijlen afvuren op kok Linguini (Francesco Cusumano) en zijn aanbedene, kokkin Claudia (Dulce Jordão).

Als bij toverslag is hun gekibbel omgezet in kussen en omhelzingen. Idem dito voor de zeer rat-onvriendelijke, immer met bebloed keukenmes zwaaiende, kortom razend-onsympathieke chefkok Snijders (nomen est omen) die, eenmaal getroffen door een pijl, als een blok valt voor de al even grote rattenhater van de Dienst hygiëne-inspectie. Ze vallen elkaar in de armen aan het einde van Ratatouille het Ballet: Linguini’s kerstmenu, waaraan zo op de valreep nog een snufje lhbtiqa+-kruiden worden toegevoegd.

Ratatouille het Ballet: Linguini’s kerstmenu is, na onder andere De notenkraker, Abdallah en de gazelle van Basra en Alice in Escherland, de nieuwe kerstproductie van De Dutch Don’t Dance Division, die al voor de negentiende keer het jaar afsluiten met een grote voorstelling waaraan naast dansers van de groep, ook dansstudenten (niet alleen uit Den Haag) en amateurs van 7 tot 74 meedoen. Twee casts van 76 performers maar liefst (rood en groen, hier wordt de rode besproken), met elk 58 amateurs. Tel daar nog een batterij medewerkers en vrijwilligers achter de schermen bij op. Dat doet niemand in Nederland het Haagse gezelschap na. Zeker niet zes keer in een (vrijwel) uitverkocht Amare.

Een flinke scheut Den Haag
De voorstelling is geïnspireerd op de animatiefilm uit 2007, maar heeft in handen van choreograaf Thom Stuart en Rinus Sprong (de laatste treedt op als dramaturg, kostuumontwerper én als geest van TV-chef Custard) een flinke scheut Den Haag meegekregen, plus de nodige aanpassingen van het verhaal om al die figuranten, amateurs en studenten aan het werk te zetten.

Het Haagse is, zeker voor Hagenaars en Hagenezen, herkenbaar in het eenvoudige, maar doeltreffende doekendecor van Pink van Steenvoorden: het statige Lange Voorhout met zijn lommerrijke middenberm en aan het einde het gelijknamige paleis, later ook het overbekende silhouet van de Ridderzaal.

Voor de pauze is een grote rol weggelegd voor de rattenkolonie die voortdurend op de vlucht is. Als dat niet voor de rattenvangers met grote vangnetten is, dan wel voor een wraakzuchtige oma in wier huis ze een goed heenkomen hebben gezocht of voor een grote overstroming van het riool. Ratje Ria (Greta Zappettini) heeft tussen al die toestanden door het kookboek van Chef Custard gevonden. Het opent culinaire vergezichten, waarmee ze Linguini een reputatie van geweldige chef bezorgt, zelfs bij de ergste aller culinaire recensenten, Eugene Solo.

Deze zwartgeklede, stijve, zure bonenstaak herontdekt zijn menselijke kant dankzij de ratatouille die hij dankzij Linguini en ratje Ria, met hulp van de rattenkolonie (het keukenpersoneel heeft opgezegd nadat zij hebben gehoord hoe de vork in de steel zit), krijgt voorgeschoteld. Na nog enige verwikkelingen volgt een kerstfeestelijk algeheel eind goed, al goed – waar uiteraard ook sneeuwvlokken ronddansen.

Oerklassieke bravourekunsten
Stuart heeft de vertelling in een vlotte, rechttoe rechtaan klassieke choreografie gegoten, met voor sommige personages of groepen de nodige details, zoals rattenklauwtjes voor de kleine ratjes, golvende flashbackarmen voor Chef Custard of hoog opgetrokken schouders en stijve passen voor Eugene Solo. De duetten voor Linguini en Claudia zijn het fraaist, met een aantal oerklassieke bravourekunsten als de schouderlift en de fish dive.

Vermeldenswaardig is ook het Vier Kleine Zwaantjes-citaat uit Het zwanenmeer door drie ratjes, restaurantinspecteur Samuele Maniglia en Chef Snijder (Lorenzo Topino; Topino betekent overigens ironisch genoeg ‘klein muisje’) en de kookscène waarbij de ‘veggies’ – kinderen met een hoofdtooi van verschillende groentes – achter elkaar in een grote kookpan verdwijnen.

Voor elke groep en elk niveau zijn passen bedacht die bij het niveau passen, waardoor alles op rolletjes loopt. Uiteraard is Ratatouille geen voer voor wie hongert naar choreografische vernieuwing of artistieke prikkeling, maar de voorstelling doet wat zij moet doen: verbinden en een warm kerstgevoel uitstralen dat jong en oud, familie, vrienden en liefhebbers kunnen meenemen naar huis.

Dit neemt niet weg dat het publiek nu en dan moeite heeft te begrijpen wat er precies wordt verteld. Zo is het de vraag of kinderen snappen dat Custard een geest is (iets wat door blauw licht en rook wordt gesuggereerd), wat dat document in de rode envelop betekent (namelijk dat eigenlijk Linguini rechtmatig eigenaar van het restaurant is), wat die witte figuren met hun prikkerige hoofdtooien voorstellen (sneeuw) en nog zo wat.

Door verdere vereenvoudiging kan de voorstelling dramaturgisch sterker worden, zeker in het deel voor de pauze, waar bijvoorbeeld de overstroming zonder probleem kan worden weggelaten. Daardoor zou echter een aantal dansers ‘werkeloos’ worden – een dilemma dus.

Het geeft maar aan wat voor sociale, logistieke, praktische, educatieve tour de force De Dutch Don’t Dance Division, met name Stuart, heeft geleverd, samen met die hele grote schil van medewerkers en vrijwilligers eromheen. Hoe dan ook, dat verdient veel respect en waardering.

Foto’s: Menno van der Meer