Vivaldi met een vette beat en een zwart leren topje met roze pofmouwtjes: Theater Mooi Weer geeft in De Mensenhater een moderne twist aan barok, waarbij ook de genders van de personages worden gehusseld. De opsmuk en glamour van Versailles worden vertaald naar een knalroze, biseksueel glitterfestijn op feilloos rijm en twaalflettergrepige verzen. (meer…)
Hoe geldig kan een toneelstuk van bijna honderd jaar geleden nog zijn over een landline-gesprek van een verlaten vrouw in de eeuw van data-overload, beeldschermverslaving en postfeminisme? Nota bene een monoloog voor een vrouw geschreven door een man: in zekere Angelsaksische kringen zou dit per definitie verdacht zijn, zo niet taboe.
Jean Cocteau (1889-1963) was natuurlijk wel een uitgesproken queer kunstenaar, zowel in leven als in werk. Hoe dankbaar La voix humaine zich voor actrice Claire Hordijk leent om een vrouw in crisis te portretteren, laat Eva Lemaire mooi zien in haar dynamische enscenering.
Het gaat om een relatiecrisis: de vrouw telefoneert waarschijnlijk voor de allerlaatste keer met haar ex. In het begin houdt ze zich nog groot en poogt ze zelfstandig en sterk over te komen. Maar gaandeweg verliest ze haar pantser en blijkt haar ontreddering over het einde van de relatie. Al deze tijd horen we nooit de stem van haar minnaar, alles wat we over hem te weten komen, loopt via haar herinneringen en reacties. Het zou zelfs kunnen dat zij het hele telefoongesprek fantaseert.
De intimiteit van dit monodrama leent zich bijzonder goed voor een voorstelling in het eigen huis van het Rotterdamse gezelschap Theater Mooi Weer. Dit keer is gekozen voor een opstelling waarbij de handeling zich afspeelt in een hoek, op een constructie van een aantal plateaus op verschillende hoogtes waar het publiek aan twee kanten zicht op heeft.
Een antieke zwarte telefoon staat prominent in zicht, als het icoon dat het nu geworden is. Een klassieke cello (of gamba?) begeleidt op bepaalde momenten de acties. Daarnaast zijn er een aantal bekende muzikale nummers uit populairder repertoire toegevoegd, die de actrice zelf zingt. Maar deze toevoegingen krijgen niet de (bedoelde?) werking van aria’s en vormen dusdanige stijlbreuken dat ze lijken op elementen uit een musicalversie die per ongeluk verdwaald zijn in de toneelvoorstelling.
Altijd in het moment
Hordijk pakt van meet af aan het publiek in met haar spel dat altijd in het moment is. Met een feilloos gevoel voor timing en vlekkeloze tekstbehandeling schakelt ze tussen de verschillende overwegingen en gemoedstoestanden van La Femme, zoals ze anoniem door Cocteau aangeduid wordt. De intieme nabijheid die de opstelling creëert, speelt daarbij een bepalende rol.
De regie kiest op gezette tijden voor daverende uitbarstingen in een verhevigd fysieke speelstijl, die niet op alle momenten even organisch overkomen en daardoor niet altijd overtuigen. Maar de manier waarop de verlaten minnares zich vereenzelvigt met het hondje dat het product was van hun beider samenzijn, levert warme momenten op.
Het palet aan kleuren dat de actrice laat zien, wordt extra ingekleurd door veranderende kleuren in de lichtstanden (ontwerp: Shenzi Droog). Dat is eigenlijk een overbodige toevoeging, maar dat La Femme steeds een andere outfit uit de kast trekt, is op zich een interessant gegeven dat misschien wat zorgvuldiger uitgewerkt had kunnen worden. Met de graduele verandering van een witte outfit (de kleur van een bruidsjurk) naar de zwarte outfit (de kleur van de rouw) tekent mooi haar ontwikkeling. Kostuumontwerper Marian Hoefnagels plaatst haar daarmee ook in een specifiek milieu, een van de weinige referenties naar de buitenwereld waarbinnen de relatie zich afgespeeld heeft.
Het is in die buitenwereld waar de uitvinding van de telefoon voor het eerst de gelegenheid schiep om met elkaar van individu tot individu via een gesprek te communiceren over een fysiek niet te overbruggen afstand. Het is niet alleen de minnaar die onzichtbaar blijft voor het publiek: hijzelf hoort slechts de stem van zijn minnares maar kan niet de daarmee gepaard gaande lichaamstaal observeren. Daar maakt deze voorstelling mooi gebruik van.
Foto: Maarten Laupman