In Postillon d’amour, de nieuwe operette van Steef de Jong, reizen we terug naar de negentiende eeuw. In het boek De slapende in de Haarlemmerhout (1844) van Jan Dijk, waar deze voorstelling op is gebaseerd, neemt Koning Willem I de rol aan van postillon d’amour, een koppelaar. Het boek is geen bestseller geworden, legt De Jong uit, maar gelukkig heeft het hem wél bereikt, want De Jong laat blijken dat dit een uitermate geschikt verhaal is voor een operette.

Een groot doek, beschilderd met kleurrijke strepen en in koeienletters: Postillon d’amour. Het verhaal begint in Berlijn, 1844. De twee vrienden en krijgskameraden August (Thor Braun) en Frederik (Rop Verheijen) worden uit elkaar gedreven door jaloezie en de moord op een stalhulp. Frederik wordt overgeplaatst naar Maagdenburg, en ondertussen bloeit er een liefde op tussen August en Frederiks zus Amalia (Diewertje Dir).

Hier dient zich de eerste koppelactie aan: Amalia’s moeder, de Gravin Sophia (Malou Gorter), probeert zonder veel subtiliteit de twee aan elkaar te verbinden, waarbij Gorter op komische wijze speelt met overduidelijke hints en groot gespeelde verbazing wanneer Amalia en August samenkomen. Maar Frederik steekt hier een stokje voor, en de twee jonge geliefden worden telkens uit elkaar gedreven. Amalia moet naar Holland, waar zij in Haarlem terechtkomt, aan het hof van Willem I. August gaat haar achterna, en Braun zet hier een August neer met een mooie balans tussen doelbewust de liefde achterna reizen en de naïviteit dat alles zonder tegenslag zal gaan.

In eerste instantie treedt De Jong alleen op als de verteller en breidt hij met een flinke vaart alle scènes aan elkaar. Dat doet hij goed, al is het jammer om aanvankelijk zo weinig van hem te zien. Gelukkig opent hij de tweede helft als Willem I, de postillon d’amour waar het allemaal om draait, en trakteert hij iedereen op zijn zang- en acteertalent.

Het vijftal acteurs speelt een enorm scala aan rollen. Vooral Dieuwertje Dir en Rop Verheijen springen eruit met dubbelrollen die zij hilarisch neerzetten. Zo is er een scène dat Verheijen een dialoog speelt als zowel Frederik én de vader, en dit wisselt door telkens zijn bril op en af te zetten. In de tekst en libretto (Louis van Beek) wisselen de acteurs kundig tussen zang en gesproken tekst. De scherpe en gevatte dialogen zitten vol met verwijzingen naar hedendaagse popcultuur, wat voor veel gelach zorgt. En toch blijft het ook heel vermakelijk als de verwijzingen even gemist of niet begrepen worden.

Aan het decor zou bijna een aparte recensie moeten worden gewijd. De kartonnen wereld die De Jong, die ook voor zowel de (co)regie (samen met Ina Veen) als de vormgeving en muziek verantwoordelijk is, neerzet, is adembenemend mooi en heel erg grappig tegelijkertijd. Alles is van karton: de huizen, de tafeltjes van het restaurant, de paard en koets, en onderdelen van het kostuum. De Jong speelt hier met een van de mooiste elementen van het theater: de verbeelding.

Hoewel de decorwissels en verplaatsingen vaak te zien zijn, stoort dat niet en blijf je geloven in de wereld die met al dit opvouwbare karton wordt geschept. En elke keer als je denkt het mooiste gezien te hebben, klapt er weer een stuk karton open waarmee een nieuwe kartonnen omgeving ontstaat. De bewegingen van het karton vormen bijna een choreografie op zich, die heel knap wordt uitgevoerd door de acteurs en twee inspeciënten Geert Sweep en Stephan Nelissen.

Zingend en dansend neemt dit fijne ensemble je mee in een ontroerend liefdesverhaal vol verraad en spanning. Het is een enorm plezier om naar te kijken en De Jong laat zich van zijn beste kanten zien in deze feelgood-operette. Dat je eigenlijk vanaf het begin al weet dat het allemaal wel goed komt, maken alle plottwists des te leuker om naar te kijken. In deze donkere tijden is Postillon d’amour het lichtpuntje dat we goed kunnen gebruiken.

Foto’s: Sanne Peper