De zon komt op en de vogels fluiten: waar de meeste mensen beginnen aan hun baan en de meeste nachtbrakers hun bed in duiken, is voor de ravers in Toni Blackwells Voor junkies die de wereld gaan redden het feest nu pas echt begonnen.

In een lekker potje doorhalen ontsnappen drie vrienden in deze voorstelling de after: een heterotopie waar de buitenwereld verdwijnt en het feest eindeloos voortleeft in een vacuüm. Het resultaat is een unieke, speelse voorstelling over de spanningen tussen escapisme, idealisme en zelfdestructie.

Theatermaker Toni Blackwell studeerde in 2021 af aan de opleiding Theaterdocent in Amsterdam. Het jaar erop won ze De Troffel, de jaarlijkse stimuleringsprijs van Festival Cement, voor haar concept Voor sletten die zijn verkracht. Na de doorontwikkeling van deze voorstelling en Toni Blackwell’s Medusa (2023) zet Blackwell nu weer een gewaagd stuk op het podium, dat zowel schrijnend als vreugdevol is.

We volgen Baby, Cali en Daisy op een after(party) in een karige woonkamer met bekladde muren. Het gehalte lollygagging is hoog, net als het gebruik van verdovende middelen. De drie acteurs zijn goed op elkaar ingespeeld en met hun manisch gelach en kleffe handelingen is het moeilijk te geloven dat ze niet écht high zijn.

Maureen Vrijdag in een satijnen nachtjapon blinkt uit als Baby met haar zwierige bewegingen en chaotische energie, en neemt het publiek heerlijk in de maling. Sjoerd Eltink geeft met de rol van de blonde Cali een heerlijk diva-gehalte aan de voorstelling. Priscilla ter Voert weet als Daisy juist weer een hardheid en melancholie neer te zetten, uitgedost als een Rotterdamse jaren ’90 hardcore raver in trainingspak en met opgeschoren haar.

Blackwells voorstelling lijkt een ode en erkenning te zijn van de after als theater. In de vrijheid die wordt opgezocht op afters, zijn bewegingen en acts vaak bedoeld om elkaar te entertainen en om aandacht te krijgen. Bizarre grappen en momenten van euforie wisselen zich af met paranoia en grimmigheid. De voorstelling lijkt daardoor nauwelijks aangedikt te zijn.

Als je ooit een after hebt meegemaakt, zijn de taferelen zelfs pijnlijk herkenbaar. Het met z’n allen verstrengeld op een hoopje liggen als een human salad, momenten waarop de sfeer omslaat en er een nieuw hoofdstuk lijkt te beginnen, of het plotselinge besef van het bestaan van de buitenwereld – het zit er allemaal in.

De scenografie van Marjolijn Brouwer benadrukt de paradoxen door de smoezelige woonkamer om te zetten in een magische setting, met kundig gebruik van rave-clichés zoals bellenblaas en blacklights. Samen met het opzwepende sounddesign van Thomas van den Berg zorgt het ervoor dat de bezoeker wordt meegezogen in de extase van de voorstelling.

Tegen deze trippy achtergrond onderzoekt Blackwell de grenzen van taal op en bewijst ze zich als een meester in het manipuleren van tekst en betekenis. Ze vangt de naïeve logica van de trippende rave, die soms bijna geniaal wordt met razendsnelle, associatieve humor. Zo wordt Billy Eilish eerst Billy Stylish en dan Billy Irish, vergezeld door een Iers danssprongetje.

Ook is er ruimte voor maatschappijkritiek, maar altijd met een knipoog. Wanneer de redenering te veel op een cirkel begint te lijken, wordt het letterlijk aangedikt als cirkel door een scène die wel zes keer wordt herhaald. Het wordt een spektakel, maar ook weer een kritiek op lege maatschappijkritiek. Ja, het buurthuis is nu een Stach, en je drugsdealer is veertien jaar oud, maar wat ga je hier terwijl je doorgesnoven bent nou precies aan veranderen?

Steeds wanneer ze met z’n drieën een hoogtepunt lijken te bereiken, daalt het besef in dat de euforie slechts chemisch en leeg is, afhankelijk van verslaving, en wordt de illusie van een verwachtingsloos bestaan doorgeprikt. De akeligheid van het overmatige drugsgebruik sluipt binnen, en wat begint als waaghalzerij krijgt plots een suïcidale ondertoon. Je beseft je ineens dat het feest nooit mag ophouden, want zodra het stilvalt, staat de echte wereld onverbiddelijk op je te wachten. En deze ravers passen daar niet zo goed in.

En inderdaad: ook dit feest eindigt. En ondanks de grimmige noot aan het eind ga ik toch – schaamtevol genoeg – de realiteit in met een licht gevoel en een heftige knaldrang. Of misschien hoef ik me toch niet zo ervoor te schamen. Blackwell weet namelijk een herwaardering van escapisme tot stand te brengen, en ik besef dat ook het ontsnappen aan de dagelijkse sleur deel uitmaakt van de realiteit.

Foto’s: Bart Grietens