Verveling, ambities die niet serieus worden genomen, ouderdomsangst en veel liefdesverdriet. Dat zijn de menselijke ongemakken, de pijnen van de geest waar Tsjechov zijn personages in zijn klassieker De meeuw mee heeft opgezadeld. Universele pijn dus. Daarom leent dit stuk over de bovenklasse van de Russische samenleving aan het eind van de negentiende eeuw zich zo mooi voor een hedendaagse bewerking. (meer…)
‘We hebben nieuwe vormen nodig. Nieuwe vormen hebben we nodig, en als die er niet komen, dan maar liever niets’, zegt Konstantin Gavrilovitsj Trepljov in De Meeuw van Tsjechov. Regisseur Stijn Van Opstal en zijn ploeg horende en dove spelers geven het toneelstuk een nieuwe vorm en brengen de prachtige klassieker helemaal in gebarentaal.
In stilte kijken, dat zijn we gewoon, maar naar spelers die in stilte spelen, dat is even anders. Ik heb al een paar keer producties gezien van Radio Silence, een Vlaams professioneel gezelschap met horende en dove spelers. De horende spelers spreken hun tekst, de dove doen dat in gebarentaal. Dat gebeurt door elkaar, heel organisch en overtuigend, en als het past is er iemand die op de scène of opzij tolkt.
Bij deze [meeuw] is er aanvankelijk geen gesproken taal, zijn er geen tolken. Die hebben hun werk al verricht in de uitgebreide en inspannende voorbereidingen van deze productie. Een jaar lang hebben de horende acteurs en actrices drie maal per week de Vlaamse Gebaren Taal (VGT) aangeleerd gekregen en hebben ze hun tekst in gebaren ingeoefend. Het resultaat mag er zijn.
Tweeëneenhalf uur zit het publiek op de tribune aan weerszijden van een smal lang podium van plank. In het midden is er een rood toneelgordijn dat omhoog getrokken wordt. De speelvloer wordt van boven omkaderd door vier lichtborden voor de boventitels. Bij het binnenkomen lezen we ‘[muziek] geen muziek’. Aan weerskanten zien we de spelers in de coulissen. We zien hoe een acteur het gordijn laat zakken of omhoog trekt, hoe de spelers props het podium opbrengen.
Twee mensen maken zich klaar, overgieten zich met een emmer water, en stappen de houten vloer op. Het zijn Masja (de horende actrice Lobke Leirens) in het zwart en Medvedenko (de horende acteur Tom Dewispelaere). Zij spreken met elkaar in VGT. De vertaling kunnen wij volgen op de borden. Als we andere dingen zouden moeten horen, zoals muziek, het blaffen van een hond of een revolverschot, dan krijgen we dat op de borden te zien. ‘Blaf’ staat er dan, in vele lettertypes, of ‘innemende pianomuziek’. Voordat het schot gelost wordt in de coulissen zien we een aftelfilmpje op de borden.
Af en toe verschijnen er teksten die niet kloppen, of die een loopje nemen met de handelingen op de vloer. Zo is er bijvoorbeeld een korte scène waarin Willy Thomas in zijn rol van Dorn, de dokter op rust, licht huppelt en met zijn armen klapwiekt. Omdat je als toeschouwer al een tijdje bezig bent de bewegingen als gebarentaal te zien, vraag je je af wat de man wil zeggen. Als hij ‘uitgepraat’ is wijst hij naar boven, naar de borden, en daar verschijnt dan ‘fladderend engeltje’.
Zo verschijnen er tot het laatste bedrijf constant grapjes op de borden, in het spel tussen gebarentaal en ‘vertaling’, en in aanwijzingen van plaats, muziek, geluiden. Al die ingrepen dragen bij tot de betiteling van dit toneelstuk als komedie (wat de uitdrukkelijke wens van Tsjechov zelf was).
De tragische verhaallijnen uit het oorspronkelijk stuk worden eveneens gevolgd. De cast is teruggebracht tot de zes hoofdpersonages: Polina, de landeigenares en tante van Arkadina, de gevierde actrice die samen is met de beroemde schrijver Trigorin. Polina ziet een relatie met de gepensioneerde arts Dorn wel zitten. Haar dochter Masja zal bij gebrek aan een beantwoorde liefde, dan maar huwen met onderwijzer Medvedenko. Nina is beginnende actrice en voert een stuk op van Konstantin, zoon van Arkadina. Hij wordt verlaten door Nina, en worstelt met zijn emoties.
Er zijn de spanningen tussen de personages en generaties, de verliefdheden, de verlangens, de verveling, de afwijzingen, er zijn de opvattingen over kunst in het bijzonder, en het leven in het algemeen, er is het verhaal over de gevonden meeuw, over de meeuw als symbool. Je voelt de existentiële leegte; Tsjechovs ongrijpbaarheid op het leven zweeft als het ware tussen de lichtborden.
Al de personages praten dus met elkaar in de Vlaamse Gebaren Taal. (Ik weet niet in hoeverre die verschilt van de Nederlandse GebarenTaal, maar zo erg zal dat toch niet zijn, vermoed ik). Het kijken naar de ‘gebarentaal’ went tamelijk snel, en je gaat er steeds meer op letten welke woorden door welke gebaren vertaald worden. Dat is soms grappig. (U herinnert zich wellicht nog hoe in het begin van de coronacrisis een tolk in een boodschap van Mark Rutte het woord ‘hamsteren’ in beeld bracht. Van die dingen dus).
De stilte van de gebarentaal zorgt ervoor dat de gesprekken rustiger overkomen. Dat er meer naar elkaar gekeken/’geluisterd’ wordt, dat de stemming onder de personages gemoedelijker is. Of toch die schijn opwekt. Die gebaren zorgen er ook voor dat er meer fysiek gespeeld wordt, dat de mimiek en de gesticulatie aan kracht winnen. In de meer komische scènes nemen de vrolijkheid en het spelplezier toe; de tragische ruzies komen harder over.
De horende actrice Sofie Decleir speelt de emoties van Arkadina niet alleen met haar handgebaren, maar haar ogen spuwen als het ware vuur in woedescènes, en haar kronkelend lichaam in een lachbui bekroont haar komisch talent. De horende acteur Thomas zet een subtiel speelse dokter Dorn op de vloer die het dichtbij zittende publiek op situaties wijst. Bij hem hoor je nog heel licht zijn stem als hij zijn gebaren ‘spreekt’. Dewispelaere is een oprechte en naïeve klungelaar. Yousra Boukantar (horende actrice) vertolkt overtuigend een twijfelende en bedroefde, zichzelf verwijtende Nina.
Leirens als Masja draagt haar lot gelaten. Zij speelt ook even de sprekende werkman die Polina komt zeggen dat ze haar werklieden en paarden moet inzetten voor het werk op het landgoed. Maar haar spreektaal wordt niet verstaan door al die ‘dove’ personages, laat staan begrepen. De dove actrice Lut Reysen speelt op een overtuigende no-nonsense manier Polina; de dove acteur Serve Vlerick is de vooral zwijgende Trigorin, de schrijver die denkt te weten dat hij boven al de rest staat. En dan is er de dove Yana Wuytjens als een indrukwekkende Konstantin, de niet-begrepen, de afgewezen zoon/beginnend schrijver. Zij brengt haar personage op een heldere, indrukwekkende manier, en tegen het einde gaat dat door merg en been.
De wending in het stuk komt er in het vierde bedrijf. De vloer wordt opgebroken, de lichtborden worden uitgeschakeld. De gemeenschappelijke gebarentaal is er niet meer. De personages praten naast elkaar door, verstaan elkaar niet meer als ze in hun eigen taal de conflicten in tekst brengen, de communicatie verdwijnt. Deze uitvoering en zeker het verrassende einde zorgen voor de ontroerendste Meeuw-opvoering die ik in mijn leven gezien heb. Tsjechov, in een nieuwe vorm.
Foto’s: Kurt Van der Elst
Een heel fijne recensie. Louter ter info: Vlaamse Gebarentaal en Nederlandse Gebarentaal zijn best wel verschillend. En (horende) tolken die tolken van en/of naar een gebarentaal zijn geen “doventolken”, maar bijv. tolken Nederlands -Vlaamse Gebarentaal of tolken Nederlands – Nederlandse Gebarentaal, of eventueel “gebarentaaltolken”. Er zijn wel “dove tolken” maar dat zijn dan dove personen die actief zijn als tolk. Excuus als dit belerend overkomt, het is niet als kritiek bedoeld.
Heel hartelijk dank voor de verduidelijking en de correctie. Heel fijn. Ik heb de tekst aangepast.