In de reeks toneelstukken over filosofen die Stefaan van Brabandt maakt bij Het Zuidelijk Toneel ging gisteren in Schouwburg Concertzaal Tilburg het fantastisch gespeelde Sarte & De Beauvoir in première. Frank Focketyn en Sien Eggers vertellen en spelen het verhaal van hun personages wondermooi. Ze sturen hen met grote rust richting de prikkelende en soms ongemakkelijke grenzen van de filosofie die zij tot leidraad van hun levens maakten. (meer…)
Vorige week kreeg ik een overlijdensbericht onder ogen van iemand die uit het leven gestapt was. De persoon had gewenst een citaat van Schopenhauer te gebruiken: ‘Er is maar een aangeboren dwaling, en die is dat wij bestaan om gelukkig te zijn.’ Dat raakt.
Filosoof-theaterauteur Stefaan Van Brabandt laat in zijn voorstelling de ‘pessimist’ Schopenhauer zelf aan het woord, over zijn stellingen, zijn leven, en hoe zijn leven en filosofie op elkaar inhaken. Heel helder. En met humor.
Het was uitkijken naar deze Schopenhauer, het nieuwste deel van de filosofenproducties. Socrates, Marx, Spinoza, Sartre & Beauvoir waren knappe en goed ontvangen voorstellingen. Helder en boeiend qua filosofische inhoud, inkijk in het leven, en theatraal boeiend op het toneel gezet.
Ook in Schopenhauer houdt Van Brabandt zich aan de uitspraak van Schopenhauer: ‘Niets is gemakkelijker dan zo te schrijven dat geen mens het begrijpt; niets is moeilijker dan belangrijke gedachten zo uit te drukken dat ieder mens ze begrijpt.’ Ook nu maakt Van Brabandt de filosofie verstaanbaar en begrijpbaar. Ik kon heel goed de uitleg volgen over de wereld als wil en verlangen. Ik raad elke student die Schopenhauer in zijn cursus heeft staan aan de tekst van Van Brabandt en de uitvoering door Damiaan De Schrijver als bron te gebruiken.
Van Brabandt weet wie hij de tekst laat brengen en schrijft als het ware de tekst op het lijf van de spelers. Nu speelt De Schrijver de rol van de knorrende, zeer pessimistische, misantropische Arthur Schopenhauer uit de 19de eeuw. En hij doet dat met klasse!
Hij staat er als docent. Want doceren deed Schopenhauer graag, of beter, dat wilde hij graag doen. Hij kon, zo vertelt hij wat later, lesgeven aan de universiteit van Berlijn. Hij paste pesterig zijn rooster zo aan dat hij op hetzelfde moment als Hegel college gaf. Die lokte echter meer studenten, en Schopenhauer werd al snel bedankt voor zijn diensten. Maar nu, in deze voorstelling, heeft hij veel toehoorders, en dat doet hem stralen.
Hij loopt langzaam het podium op, passeert een staketsel met een zware kroonluchter, kijkt even op een goudkleurig tafeltje of zijn water er staat, gaat weer af, komt terug op en stelt onmiddellijk de vraag wat het allerbeste is. Zijn antwoord volgt direct: ‘Niet geboren zijn.’ En dan begint hij te fulmineren tegen het leven. Dat leven van ons is slechts een onderbreking tussen twee eeuwigheden niets, ons leven is dat streepje tussen de twee jaartallen op een grafzerk. We moeten ons gelukkig achten dat aan alles een einde komt. ‘Ook aan deze monoloog.’
Het leven is een grote vergissing! De geschiedenis is een grote geschiedenis van vergissingen. Wij willen heel veel, maar die Wil is de bron van alle ellende die de wereld tot een hel maakt. De Wil laat ons lijden, het leven zelf is lijden. Zijn tirade wordt een waar genot om naar te luisteren en ook om naar te kijken. Intrigerend is het om te zien hoe de man met lange volle baard, met een zwaar brillenmontuur, en gekleed in een zwart driedelig kostuum zijn woorden in mimiek, in gesticulatie, in aarzelingen en met felle woede-oprispingen kracht bijzet.
Hij haalt uit tegen de weerzinwekkende Hegel. Hij is zichtbaar trots op zichzelf dat hij nu, in deze zaal, veel meer toehoorders heeft dan Hegel ooit gehad heeft. Damiaan De Schrijver/Schopenhauer blijft stralen, heel de monoloog van anderhalf uur lang, ondanks zijn gevecht met zijn verkoudheid die hij probeert te onderdrukken met veel water, en allerlei neus- en mondsprays. En wij toehoorders hangen anderhalf uur aan zijn lippen. Concentratie-energie vult de grote zaal van de uitverkochte Arenbergschouwburg.
De filosoof legt zijn filosofieën uit, hij vertelt over de evoluties in zijn denken en ideeën, hij vertelt ook over zijn leven, over zijn jeugd, zijn opvoeding tot opvolger van zijn vader, een groot commerçant, en hoe de zelfmoord van zijn vader eigenlijk een bevrijding voor hem was. Hij heeft het over zijn moeder als ‘dat vreselijk mens’. Over zijn relaties met vrouwen, met mensen. Allen deugen ze niet. Hij fulmineert over seks, over de natuur als moordmachine, over alles.
Schopenhauer erfde genoeg geld van zijn vader en hoefde niet te werken. Hij kon zo alleen over leven en filosofie nadenken. Lezen, denken, schrijven. Het onthechte, ascetisch leven dat hij predikt, leeft hij niet echt. Hij is een levensgenieter, wel heel gedisciplineerd. Hij kan het zich veroorloven. Zijn publicaties verkopen voor geen meter, maar op het einde van zijn leven krijgt hij veel belangstelling, met een boekje met wat leefregels; hij wordt zelfs een trendsetter als poedelliefhebber en krijgt heel wat volgers.
De monoloog wordt afgesloten met een paar levenstips. Probeer vooral niét gelukkig te worden. ‘Niét proberen, begìn er niet aan, doe geen moeite, geef het op!’. En ga altijd uit van het ergste. ‘Dan kan het alleen maar meevallen.’ Pessimisten zijn in die zin altijd opgewekt. En zo volgen er nog enkele tips. Hij roept op tot verdraagzaamheid, tot mededogen.
Het publiek is er vrolijk van geworden. Een oprecht gemeende staande ovatie getuigt van het enthousiasme dat deze pessimistische filosoof heeft opgewekt. Nooit eerder zag ik zoveel mensen aanschuiven aan de balie om een tekstboekje te kopen. De duidelijke uitleg van Schopenhauers levensfilosofie zal na deze zinderende voorstelling nog tot veel reflectie blijven aanzetten.
Foto’s: Koen Broos